18886 |
begeerlijk |
verleidelijk:
vəléédələk (P047p Loksbergen)
|
de begeerte opwekkend, verlokkend [gewild, begeerlijk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18993 |
begeerte |
verlangen:
vəlàngə (P047p Loksbergen)
|
een groot verlangen naar iets, een sterke wens [geerte, geer] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18885 |
begeren |
begeren:
bəgīējərə (P047p Loksbergen),
hunkeren:
hunkərə (P047p Loksbergen),
verlangen:
vərlángə (P047p Loksbergen)
|
sterk verlangend [hebbelijk, begeerlijk, begierig, begerig] [N 85 (1981)] || sterk wensen, verlangen koesteren naar [begeren, geren, lusten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24092 |
begijn |
begijn:
bəgéén (P047p Loksbergen)
|
De bewoonster van een begijnhof [begien]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
32716 |
beginvoor, -voren |
aanscheut:
ǭnšø̄t (P047p Loksbergen)
|
Naar gelang de ploegwijze en de soort van ploeg kan men de eerste voor of voren ofwel in het midden ofwel aan de zijkant(en) van de akker ploegen. In dit lemma zijn de termen verzameld die als benaming voor de beginvoren (of -voor) in het algemeen werden opgegeven of als zodanig konden worden uitgelegd. Dit laatste is het geval met het woordtype aanscheut, voorzover dat werd gegeven n.a.v. de vraag naar "rug, verhoogd middendeel" (JG 1a + 1b). Blijkens opgaven van dat type uit de beide andere bronnen beperkt deze term zich niet tot de beginvoren in het midden. Hij komt inhoudelijk overeen met aanslag, aanwerk, aantrek e.d. waarmee niet zozeer de eerste voor of voren als zodanig, als wel het ploegen daarvan, het aanvangswerk bedoeld wordt. Omgekeerd is het type rug, dat n.a.v. de vraag naar "de eerste voor die de boer ploegt" (N 11, 60), niet hier maar in het volgende lemma opgenomen. Het bij enkele plaatsen vermelde aantal voren heeft betrekking op de aanscheut die in het midden van de akker gemaakt is. Voor voor zie men het lemma ploegvoor. [JG 1a + 1b]
I-1
|
20430 |
begrafenis |
begrafenis:
begrafenis (P047p Loksbergen)
|
begrafenis; een schoone - [ZND 32 (1939)]
III-2-2
|
20434 |
begrafenismaal |
rouwtafel:
ròwtòfəl (P047p Loksbergen)
|
het begrafenismaal [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20431 |
begraven |
begraven:
bəgràvə (P047p Loksbergen)
|
een dode begraven [graven, zinken, begraven] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
18807 |
begrijpen |
verstaan:
vərstən (P047p Loksbergen)
|
met het verstand vatten, begrijpen [kennen, omvatten, begrijpen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18798 |
begrip, besef |
begrip:
bəgrip (P047p Loksbergen),
benul:
bənul (P047p Loksbergen)
|
een bewuste, duidelijke voorstelling [benul, belul, besef] [N 85 (1981)] || het vermogen om iets te begrijpen [begrip, begrijp] [N 85 (1981)]
III-1-4
|