24308 |
regenworm |
piering:
pirink (P047p Loksbergen),
pīrəŋ (P047p Loksbergen),
worm:
wøͅrəm (P047p Loksbergen)
|
pier, aardworm [ZND 14 (1926)] || worm, alg. [ZND m]
III-4-2
|
21195 |
reis |
reis:
rèès (P047p Loksbergen)
|
het gaan van een plaats naar een andere, meestal met een of ander vervoermiddel (reis) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21201 |
reiskoffer |
koffer:
kóffər (P047p Loksbergen)
|
Het voorwerp van leer, stof, riet om goederen mee op reis te nemen [koffer, valies] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21196 |
reizen |
reizen:
rèèzə (P047p Loksbergen)
|
een reis ondernemen [reizen, pelgrimmen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21740 |
rekruut |
bleu (fr.):
Van Dale: I. bleu, bn., blode, verlegen tegenover andere mensen;
blui (P047p Loksbergen),
schacht:
schácht (P047p Loksbergen)
|
een soldaat die net in dienst is [rekruut, groentje, schacht] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23403 |
relikwie |
relikwien:
relikwie (P047p Loksbergen)
|
De vereerde overblijfselen van heiligen of zaken die met Christus, Maria of een heilige in aanraking zijn geweest, relieken, relikwieën. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23404 |
relikwiekastje |
schrijn:
schreejen (P047p Loksbergen)
|
Het kastje waarin relikwieën bewaard worden, reliekschrijn. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
34616 |
rem van de wagen |
frein:
frę (P047p Loksbergen)
|
De rem komt vrijwel alleen voor bij de wagen. Er bestaan verschillende systemen. Essentieel hierbij is echter dat steeds een remblok tegen de rond de velg van het wiel bevestigde metalen band kan schuren. De informant van Q 099q vermeldt het volgende: "Vroeger werd de rem door middel van een zwengel aangedraaid. Thans wordt de rem in werking gesteld door een ijzeren hefboom. Deze ijzeren staaf heeft aan het losse uiteinde een ketting, die vastgemaakt wordt aan een haak, welke zich bevindt aan de zijkant van de karbak. Het is dus een vereenvoudiging, de zwengel is vervangen door een hefboom.". De respondent van P 48 omschrijft de wagenrem als een "blok met ketting aan as om te remmen. [N 17, 40 + 44j + 49 + 50b + 99 + add; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2c; monogr.]
I-13
|
21892 |
rentenieren |
rentenieren:
rèntənīērə (P047p Loksbergen)
|
leven van de inkomsten van je goederen of kapitaal [heren, rentenieren] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20559 |
rest in het glas |
klatsje:
klètskə (P047p Loksbergen)
|
restje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid bier onder in een glas (kletske) [N 80 (1980)]
III-2-3
|