24978 |
blijven hangen, blijven plakken |
plakken:
plèkə (P047p Loksbergen)
|
ergens steeds maar blijven, niet weg willen gaan [kleven, pekken, hukken, persten, plersten, pleisteren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25111 |
bliksem, bliksemflits |
bliksem:
bleksəm (P047p Loksbergen)
|
bliksem [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
25113 |
bliksemen |
bliksemen:
het bliksemt (P047p Loksbergen, ...
P047p Loksbergen)
|
bliksemen [ZND 21 (1936)] || het bliksemt [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
25018 |
blinken, glimmen, glanzen |
blinken:
blinkə (P047p Loksbergen),
schitteren:
schitərə (P047p Loksbergen)
|
een glans van zich geven [glimmen, glanzen, blinken] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17683 |
bloed |
bloed:
blūt (P047p Loksbergen)
|
bloed [ZND m]
III-1-1
|
18057 |
bloeden |
bloeden:
blyə (P047p Loksbergen)
|
bloeden [ZND m]
III-1-2
|
20693 |
bloedworst |
bloedpens:
(bloed)pens (P047p Loksbergen),
pens:
pɛnsə (P047p Loksbergen)
|
bloedworst [Goossens 1b (1960)], [ZND 21 (1936)]
III-2-3
|
24470 |
bloei |
bloem:
bloem (P047p Loksbergen)
|
Opgaven voor de uitdrukking "in (de) bloei staan"; het zelfstandig naamwoord. [L 32, 76; monogr.]
I-4
|
24523 |
bloeien |
bloemen:
blumǝ (P047p Loksbergen),
in de bloem staan:
(-) staan in de bloem (P047p Loksbergen)
|
De algemene uitdrukking voor het in bloei staan of bloesem dragen van planten en gewassen. In het materiaal-JG is uitdrukkelijk opgegeven dat het om het bloeien van koren gaat. In dit lemma worden de werkwoorden bijeengezet; in het volgende lemma komen de zelfstandige naamwoorden aan bod. [JG 1a, 1b; L A2, 373; L 32, 77, R 1, 37; monogr.] || in bloei staan [ZND 32 (1939)]
I-4, III-4-3
|
20718 |
bloem |
bloem:
blum (P047p Loksbergen)
|
Bloem bestaat uit het inwendige van de graankorrel, de meelkern, en is wit tot grauw van kleur. Het vormt de fijnste soort in de reeks produkten die tijdens het builen worden gescheiden. Bloem is uitermate geschikt om mee te bakken. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛmeelɛ en ɛboultéɛ. Het woordtype dobbele zero (Q 167) verwijst naar het feit dat de fijnheid van bloem met ø̄0ø̄ (zero) wordt aangegeven. Hoe meer zeroɛs, des te fijner de bloem. Dit lemma vormt een aanvulling op het lemma ɛbloemɛ in wld II.1, pag. 83.' [N O, 37c; JG 1a; JG 1b; Vds 246; Jan 240; Coe 218; Grof 245; monogr.]
II-3
|