20542 |
wecken |
opleggen:
ŏĕpléggə (P047p Loksbergen)
|
wecken; Hoe noemt U: Steriliseren van levensmiddelen in luchtdicht afgesloten flessen (wecken, inmaken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22860 |
weddenschap |
wedding:
wödiŋ (P047p Loksbergen)
|
weddenschap [RND]
III-3-2
|
20435 |
weduwe |
weef:
weef (P047p Loksbergen)
|
weduwe [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|
18275 |
weefsel, stof |
stof:
stof (P047p Loksbergen),
stòf (P047p Loksbergen)
|
Hoe noemt U: stof in het algemeen [N 62 (1973)] || stof [ZND m]
III-1-3
|
31200 |
weegtoestel voor ijzer |
bascule:
báskøl (P047p Loksbergen)
|
In dit lemma zijn de antwoorden bijeengeplaatst op vraag N 33, 208: "De weegschaal die gebruikt wordt om zwaar ijzerwerk te wegen." De benamingen in het lemma duiden verschillende weegtoestellen aan. De woordtypen bascule, pondel en unsel zijn specifiek van toepassing op een weegwerktuig met ongelijke armen, waarmee men, door met een klein gewicht aan de lange arm heen en weer te schuiven, een grote last, die aan de korte arm hangt, kan wegen. [N 33, 208]
II-11
|
25678 |
weekbak |
rookbak:
ryk˱bak (P047p Loksbergen)
|
Betonnen bak waarin de wissen geweekt worden. In Sint-Truiden (P 176) werden de wissen in een beek gezet om te weken, of drie maal per dag met water begoten. [N 40, 18; monogr.]
II-12
|
23511 |
weekdienst |
zeswekenmis:
ziswēēkəmes (P047p Loksbergen)
|
Een wekelijkse mis voor een overledene, weekdienst. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19346 |
weerbarstig |
contraire (fr.):
contraorə (P047p Loksbergen),
dwars:
dwéés (P047p Loksbergen)
|
zich niet schikken, weerbarstig [dwars, nippig, contrare] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25112 |
weerlichten |
heiweren:
heiweeren (P047p Loksbergen)
|
weerlichten [ZND 21 (1936)]
III-4-4
|
25110 |
weerlichtx |
heibrand:
hèèbrànt (P047p Loksbergen),
weerlicht:
wierlègt (P047p Loksbergen)
|
bliksem, elektrische vonk die bij onweer van de ene wolk naar de andere of naar de aarde overspringt [bledderum, vuurlicht, weerlicht] [N 81 (1980)] || bliksemen aan de horizon zodat alleen de weerschijn zichtbaar is zonder dat de donder gehoord wordt [weerlichten, heilichten] [N 81 (1980)]
III-4-4
|