32478 |
grauwe wis |
bruine wis:
brø̜̄nǝ wes (P047p Loksbergen)
|
Gedroogde wis die men ongeschild verwerkt. [N 40, 13; monogr.]
II-12
|
17886 |
graven |
graven:
grávə (P047p Loksbergen)
|
Graven: met een spade of ander gereedschap in de grond delven (graven, spitten, spaden, paleien). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23480 |
graven (mv.) |
graven:
graven (P047p Loksbergen)
|
De graven meervoud [graaf, graver, jraver, grèèver?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
34210 |
grazen |
grazen:
grǭǝzǝ (P047p Loksbergen)
|
Zie afbeelding 8. [N 3A, 10; monogr.]
I-11
|
23577 |
gregoriaans |
latijn:
latēēn (P047p Loksbergen)
|
Gregoriaans, gregoriaanse gezangen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33462 |
grendel |
grindel:
greŋǝl (P047p Loksbergen)
|
Opgenomen zijn de benamingen voor een schuifgrendel in het algemeen. Het materiaal liet niet toe na te gaan of er mogelijk verschil in benamingen is tussen een ronde of een platte grendel. In P 211 is een grendel rond en een schaaf plat, in Q 196 is een schoude plat. Voor andere plaatsen is een dergelijk onderscheid niet onwaarschijnlijk. Onder het woordtype schoude zijn enkele op -x-auslautende vormen geplaatst die wellicht ook verband houden met onder schaaf geplaatste vormen. Niet met zekerheid kon worden nagegaan of er sprake was van een wisseling f - g (schaaf) of van j - g (schoude). Onder vregel moet wel een draaibare grendel worden verstaan; onder sloop een grote, zware grendel en onder veter een hangslot. [N 7, 47; L 6, 50; L 35, 86; div.; monogr.]
I-6
|
21735 |
grens |
grens:
grèns (P047p Loksbergen)
|
de lijn die het gebied van een staat aangeeft [grens, linie, reem] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21758 |
grenslijn |
reen:
Van Dale: reen, (gew.) grens tussen twee akkers of percelen.
riejəm (P047p Loksbergen)
|
de scheiding tussen twee rechtsgebieden [ree, reen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33657 |
grenssteen, grenspaal |
reensteen:
rīǝnstiǝn (P047p Loksbergen)
|
De steen of paal die de grens tussen akkers aangeeft. Langs de grenzen van landerijen worden meest op de hoeken, maar ook op verschillende plaatsen elders dergelijke dikke stenen of palen geplaatst als grensmerkteken. [N 11, 9; JG 1b, 1c, 2c; L 35, 87; L 41, 24; monogr.]
I-8
|
24979 |
grenzen |
reigenen:
riegənə (P047p Loksbergen)
|
tegen elkaar liggen, gezegd van stukken land of staten [grenzen, renen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|