21650 |
inmijner? (wbd) |
stroman:
strōēmàn (P047p Loksbergen)
|
het bedrag waarmee men het bod verhoogt (door bijv. als verkoper mee te bieden) op een veiling [hoog] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
29109 |
innemen |
innemen:
ennęjmǝ (P047p Loksbergen)
|
Door het innaaien van zomen of plooien het kledingstuk nauwer maken. [N 62, 23a; MW]
II-7
|
29750 |
inslaan |
inzetten:
enzę ̞tǝ (P047p Loksbergen)
|
De droge vormelingen naar en in de oven brengen. De invuller uit Q 111 maakt een onderscheid tussen het aanvoeren en het opstapelen van de stenen. De eerste handeling duidt hij aan met de term brikken schurgen, de tweede met inzetten. Het lemma bevat zowel opgaven voor de veldoven als voor de meer fabrieksmatig georganiseerde steenovens. [N 98, 118; N 98, 152; monogr.]
II-8
|
34001 |
inspannen |
inspannen:
enspanǝ (P047p Loksbergen)
|
Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74]
I-10
|
23605 |
introïtus |
introtus (<lat.):
intəwiedəs (P047p Loksbergen)
|
De intredezang, introïtus, door het koor gezongen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22328 |
inzet bij het spel |
pot:
poͅt (P047p Loksbergen)
|
Het geheel van wat door elk van de spelers in een partijtje op het spel gezet is [pot, zaad, zwik]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
29886 |
inzetten |
inspannen:
enspanǝ (P047p Loksbergen),
vastzetten:
vast˲zętǝ (P047p Loksbergen)
|
De te heulen klompen met behulp van verschillende houtklossen in het verdiepte gedeelte van de heulbank vastzetten. Zie ook afb. 239. [N 97, 68]
II-12
|
29751 |
inzetter |
enzetter:
enzę ̞tǝr (P047p Loksbergen)
|
De arbeider die de droge vormelingen onder leiding van een deskundige die meestal ook als stoker fungeert, in de oven plaatste. In Q 111 maakte men een onderscheid tussen de schurger (ēø̜r\g\r) die de stenen aanvoerde en de inzetter (enzę ̞t\r) die de stenen in de oven plaatste. [N 98, 119; N 98, 153; monogr.]
II-8
|
20827 |
inzouten |
zouten:
zātə (P047p Loksbergen)
|
zouten [ZND 08 (1925)]
III-2-3
|
17593 |
iris |
blad:
bloat (P047p Loksbergen)
|
Iris: het gekleurde gedeelte van het oog waarin zich de pupil bevindt (iris, oogappel). [N 106 (2001)]
III-1-1
|