e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Loksbergen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
juweel steen: stiejən (Loksbergen), stīējən (Loksbergen) een geslepen edelsteen die als sieraad dient (juweel, edelsteen, bijou, bagge) [N 86 (1981)] || Juweel. Een geslepen edelsteen die als sieraad dient [juweel, edelsteen, bijou, bagge] [N 114 (2002)] III-1-3
kaakgestel kaken (mv.): ka:kə (Loksbergen) Kaak: Beide kaken tezamen (kakement, schaar, kaken). [N 106 (2001)] III-1-1
kaal duivenjong platte jong: plàtəjoŋ (Loksbergen) Kaal duivejong. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
kaam kaam/kamen: kǭm (Loksbergen) Het wit gerimpeld of vlokkig vlies op wijn, bier, azijn, etc. dat wordt gevormd door een spruit- of gistzwam. [S 16; L 1 a-m; L 27, 53; monogr.] II-2
kaantjes kaaitjes: kuykəs (Loksbergen), kaantjes: koi̯nkəs (Loksbergen) Hoe heten de vetklonters, die overblijven, als runds of varkensvet wordt gesmolten? (kaan) [ZND 02 (1923)] || kanen [Goossens 1b (1960)] III-2-3
kaars kaars: kɛs (Loksbergen) kaars [RND] III-2-1
kaarsenbak kaarsenbak: kessebak (Loksbergen) De houder, waarin brandende kaarsen gezet kunnen worden, meestal voor een heiligenbeeld [kaarsenbak?]. [N 96A (1989)] III-3-3
kaarsendover kaarsendomper: kessədoempər (Loksbergen) De kaarsenaansteker en -dover: een lange stok voorzien van een hoorntje om kaarsen te doven, en een aangehechte wasdraad om kaarsen aan te steken [domper, doofhoedje, kaarsenhoorntje, kaarsenaansteker?] . [N 96B (1989)] III-3-3
kaarsenpit wiek: wik (Loksbergen) De katoenen draad in het midden van een kaars [pit, wiek, lemmet?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kaart met prentje beeldje: bijleke (Loksbergen), prentje: printeke (Loksbergen) Een kaart met een prentje erop [beeld, pop, prentje]. [N 88 (1982)] III-3-2