id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
18967 | list | streek: strijk (Loksbergen), val: zét (Loksbergen), valstrik: vàlstrik (Loksbergen) | een slimme vondst die men toepast om zijn doel te bereiken zodat daardoor een persoon misleid wordt [list, fint] [N 85 (1981)] III-1-4 |
23731 | litanie van de rozenkrans | litanie (<lat.): letənie (Loksbergen) | De litanie van O.L. Vrouw, het slot van het Rozenhoedje [littenïj, lietenïj, lieteniej, lietenej?]. [N 96B (1989)] III-3-3 |
18051 | litteken | litteken: lettiəkə (Loksbergen), leͅttîəkə (Loksbergen) | litteken [ZND 01u (1924)], [ZND m] III-1-2 |
27138 | locomotief | machine: mǝsxen (Loksbergen) | Door stoom of met behulp van een dieselmotor aangedreven locomotiefje dat in later jaren werd gebruikt om de kipkarren te verplaatsen. Zie afb. 17. [N 98, 58] II-8 |
34133 | loeien van de koe in het algemeen | blaken: blākǝ (Loksbergen) | [N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.] I-11 |
33965 | loenje | loenje: lǫnjǝ (Loksbergen [(fr longe = halsterriem)] ) | Dubbele band die aan weerszijden van het bit vastgemaakt is, maar slechts tot achter de nek van het paard reikt (cf. definitie van lemma Teugel). Achter aan deze riem is het kordeel vastgemaakt. [JG 1b; N 13, 31] I-10 |
23311 | lof | lof: lof (Loksbergen), tluf (Loksbergen) | het lof [RND] || Het lof, de kerkdienst met uitstelling van het Allerheiligste, gehouden op zondagmiddag, soms op zaterdagavond [lof, laof, zeëje?]. [N 96B (1989)] III-3-3 |
20636 | lolly | lekstek: lèkstèk (Loksbergen) | snoepje; Hoe noemt U: Een stukje snoepgoed (babbeltje, snoepje) [N 80 (1980)] III-2-3 |
17688 | long | long: loͅŋə (Loksbergen), luŋ (Loksbergen) | De longen: a) van de mens [ZND 01u (1924)] || long [ZND m] III-1-1 |
31516 | loodpan, gietlepel | loodlepel: luwǝtlęjpǝl (Loksbergen), loodpan: luwǝtpan (Loksbergen) | Soort pan of grote scheplepel met schenklip waarin soldeersel of lood gesmolten kan worden. Zie ook afb. 190a. De gietlepel is doorgaans een kleinere uitvoering van de loodpan. Hij wordt gebruikt om lood of soldeersel af te scheppen en te gieten. Vgl. afb. 190b-c. [N 33, 197; N 33, 310-311; N 64, 18a-b] II-11 |