22468 |
mik |
gaffel:
gaffel (P047p Loksbergen),
mik:
mik (P047p Loksbergen)
|
Een stokje dat aan één kant in twee einden uitloopt om vogelnestjes uit holle boomstammen te halen [fruiteltje, fretsel, mik]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21745 |
mikken |
mikken:
mikə (P047p Loksbergen, ...
P047p Loksbergen)
|
lonken (mikken) [RND] || scherp kijken naar en richten op het doel dat men wil raken met een vuurwapen [mikken, mieren, aanleggen] [N 90 (1982)]
III-3-1, III-3-2
|
19360 |
minachten; minachtend |
affronteren (<fr.):
àfròntijrə (P047p Loksbergen),
kleineren:
klèènijrə (P047p Loksbergen),
niet bezien:
né bəzien (P047p Loksbergen)
|
blijk gevend van minachting, met minachting [afhoudig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20459 |
minnares |
bijzit:
béézit (P047p Loksbergen)
|
een concubine, bijzit, bijwijf [N 96D (1989)]
III-2-2
|
23917 |
mirakel |
mirakel (<fr.):
mirààkəl (P047p Loksbergen)
|
Een wonder [wó.nder, wónger, miraakel]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23304 |
mis |
mis:
mes (P047p Loksbergen)
|
De Eucharistieviering, de H. Mis [de mis, de mès?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23523 |
mis met drie heren |
drieherenmis:
drēēhiējərəmes (P047p Loksbergen)
|
Een plechtige H. Mis waarin een celebrant, een dialen en een subdiaken voorgaan [drieherige mis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23524 |
mis met vier heren |
vierherenmis:
vēērhierəmes (P047p Loksbergen)
|
Een plechtige H. Mis waarin naast de genoemde drie, ook nog - gehuld in koorkap - een presbyter assistens voorgaat [vierherige mis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23517 |
mis uit dankbaarheid |
dankmis:
dankmes (P047p Loksbergen)
|
Een H. Mis uit dankbaarheid, tot zekere intentie. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23509 |
mis voor een overledene |
zielenmis:
zielemes (P047p Loksbergen)
|
Een mis voor een overledene [zielmis, zielemis, zieledienst, dodenmis, zwarte mis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|