e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Loksbergen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oogvuil (slaper) leep: lééjəpə (Loksbergen), slaap: sloop (Loksbergen), Mogelijkheid onderlijnd in vraagstelling.  slaap (Loksbergen) Gedroogd vuil in de oogshoeken (slaper, slaap, pups, pips, kodde) [N 106 (2001)] || vuil, Gedroogd ~ in de ooghoeken (slaper, slaap). [N 84 (1981)] III-1-1
ooievaar ooievaar: oeiəvoər (Loksbergen), ujəvoͅər (Loksbergen) ooievaar [ZND 48 (1954)], [ZND m] III-4-1
oom nonk: nonk (Loksbergen), nŏĕnk (Loksbergen), nonkeltje: nŭŭnkəlkə (Loksbergen), onkel: onkel (Loksbergen) hoe heet de broeder van uw vader of moeder? [ZND 48 (1954)] || oom [ZND 11 (1925)] III-2-2
oor oor: ōēər (Loksbergen), u.ərən (Loksbergen), ūǝr (Loksbergen) Oor (orgaan van het gehoor; het of de ...) kleine oortjes. [ZND 05 (1924)] || oren [RND] || Zie afbeelding 2.1. [JG 1a, 1b] I-9, III-1-1
oorlel oorlel: urlɛl (Loksbergen) Oorlel: afhangend lapje aan de oorschelp ((oor)lel, (oor)lelletje) [N 106 (2001)] III-1-1
oorlog oorlog: aurlòg (Loksbergen) de strijd tusseen twee of meer volken, vorsten of staten [oorlog, krijg] [N 90 (1982)] III-3-1
oorring oorbel: oerbèl (Loksbergen), ōērbèl (Loksbergen) Oorring. Zilveren of gouden ring die in elk van beide oren gedragen wordt [oorbel, bel, slinger] [N 114 (2002)] || zilveren of gouden ring die in elk van beide oren gedragen wordt (oorbel, bel, slinger) [N 86 (1981)] III-1-3
oorveeg dadel, enz.): ūərvijg (Loksbergen), oorveeg: ōērvéég (Loksbergen) een muilpeer (geef gelijkbeteekenende woorden: oorvijg [ZND 01u (1924)] || Oorveeg: slag om de oren (raps, oorveeg, opneuker, mot, blamot, appelvlink, sabelets, pees, lap, draai, laps, klap, lek, konkel, fleer, hababbel). [N 84 (1981)] III-1-2
oorwissen oorwissen: ūrwesǝ (Loksbergen) De wissen waaruit de handvatten worden vervaardigd. Zie ook afb. 278. De respondent uit Sint-Truiden (P 176) merkte op dat men voor de oren van een plukkorf riet uit Indonesië gebruikte. Men betrok dit via Antwerpse handelaren. [N 40, 73] II-12
op bedevaart gaan bedeweg gaan: bééjewèggoin (Loksbergen), een bedeweg doen: we goa͂n ne bee͂weg doen (Loksbergen) Een bedevaart doen, op bedevaart gaan [beewegen, beevaarden, bèèverte]. [N 96C (1989)] || We gaan een bedevaart doen. [ZND 21 (1936)] III-3-3