18811 |
opletten |
attentie op doen:
attèmtsə ŏĕp dōēn (P047p Loksbergen)
|
aandacht geven, letten op [beletten, nikken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21275 |
opmaken |
opdoen:
gaelt updu.n (P047p Loksbergen),
updun (P047p Loksbergen)
|
geld opdoen (opmaken) [RND]
III-3-1
|
33145 |
opnieuw wannen |
doordoen:
døǝrdun (P047p Loksbergen)
|
Als men uit het gezuiverde graan het beste zaad wil halen dat zal dienen als zaaigraan, moet men opnieuw wannen. Men draait de wanmolen dan vlug rond zodat al het fijnere graan wegvliegt. Soms gebeurt dit niet met de wanmolen, maar door het graan te zeven; zie het lemma ''zeven met de handzeef'' (6.3.11). De omschrijvende opgaven met behulp van het heteroniem van het lemma wannen, zoals nog eens doordraaien, of voor de tweede keer doorjagen, zijn hier niet opgenomen. [JG 1a, 1b -gedeeltelijk-]
I-4
|
32928 |
opper |
opper:
ǫpǝr (P047p Loksbergen)
|
De grootste soort hooihoop in het veld. [N 14, 112 en 111 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 10, 20; A 16, 3b; A 42, 20b; L 38, 38b; monogr.]
I-3
|
29016 |
oppoffen |
oppoffen:
uppufǝ (P047p Loksbergen)
|
Tot een pof opnemen. [N 62, 29]
II-7
|
18959 |
oprecht |
open:
aopə (P047p Loksbergen)
|
alles bedoelend zoals gezegd wordt, welmenend [rechtzinnig, oprecht] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18030 |
oprispen |
oprispen:
oprispe (P047p Loksbergen),
opwerpen:
opwĕŭrpe (P047p Loksbergen)
|
oprispen [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|
21157 |
oprit |
oprit:
ŏĕprit (P047p Loksbergen)
|
een hellend oplopende weg om op een dijk, een brug enz. te kunnen komen (april, opweg, opril, oprit, stoep, aprel) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
31429 |
opruimer, ruimijzer, handspitsboor |
wringboor:
vreŋbawr (P047p Loksbergen)
|
In het algemeen een werktuig om geboorde gaten ruimer te maken of te zuiveren. Er bestaan verschillende uitvoeringen van het ruimijzer. Vaak is het uitgevoerd als een lange, priemvormige, piramidale staaf van gehard staal. De doorsnede van het werktuig is dan meestal vijfhoekig, maar er bestaan ook kortere, kegelvomige ruimijzers waarin verschillende, naar de top toe lopende groeven gevijld zijn, die een snijdend effect veroorzaken. De opruimer kan in de boormachine worden gespannen met of de hand worden gedraaid. In het laatste geval wordt het werktuig dan soms geplaatst in een wringijzer, een staaf met in het midden een vierkant, verstelbaar gat. Zie ook afb. 131. [N 33, 136; N 33, 144; N 33, 163; N 33, 337; N 64, 64; N 66, 17f; monogr.]
II-11
|
19321 |
opscheppen |
blagueren (< fr.):
Van Dale: blagueren (<Fr.), grootspreken, opsnijden.
blàguirə (P047p Loksbergen),
blagueren (<fr.):
Van Dale: blagueren (<Fr.), grootspreken, opsnijden.
blàguirə (P047p Loksbergen),
stoefen:
stŏĕfə (P047p Loksbergen, ...
P047p Loksbergen)
|
zich op iets beroemen, hoog van iets opgeven, groot spreken [blozen, blazen, schochten, stoefen, mensen, zwetsen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|