e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Loksbergen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
orgel orgel: enen urregel (Loksbergen), øͅrəgəl (Loksbergen), ə schoeən tachoəl bij ⁄nen nieven ouleger (Loksbergen) Een schoon oksaal met een nieuw orgel. [ZND 05 (1924)] || Het orgel [het/de orgel, örgel, ölger, orjel?]. [N 96A (1989)] || orgel [GTRP (1980-1995)] III-3-2, III-3-3
orgel spelen orgel spelen: ərgəlspeilə (Loksbergen) (op het) orgel spelen, het orgel bespelen. [N 96B (1989)] III-3-3
orgelpijpen orgelpijpen: øͅrəgəlpīpə (Loksbergen) De pijpen van het orgel [örgelpiepe, orrejelspiefe?]. [N 96A (1989)] III-3-3
orgeltrapper blaasbalgstomer: blōōsbalkstōēmər (Loksbergen) De orgeltrapper, orgeltreder, die al pompend of tredend de blaasbalg van het orgel met lucht vulde [örgeltrèèjer, balketrèëner, herrejotswinkmecher?]. [N 96B (1989)] III-3-3
os os: ǫs (Loksbergen) Gesneden mannelijk rund [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.] I-11
otter otter: otər (Loksbergen) otter [ZND m] III-4-2
oud, bejaard oud: aat (Loksbergen) oud; de man is oud [ZND 05 (1924)] III-2-2
oud, versleten paard oud paard: āt pē̜ǝt (Loksbergen), oude hecht: ān hęxt (Loksbergen), oude knol: āǝ knǫl (Loksbergen) Zie ook het lemma ''benamingen voor het paard naar de leeftijd'' (2.4.1), sub F. [JG, 1b; A 45, 28a; L 5, 36; L 36, 82; N 8, 20, 62f en 62g; monogr.] I-9
oude man oude man: de goeien ā man ès bè ⁄t pijt deur ⁄t ijs gezakt en in ⁄t kaat waïter gevallen (Loksbergen) De goede oude man is met het paard door t ijs gebroken en in het koud water gevallen (gebroken of gezakt?) [ZND 04 (1924)] III-3-1
oude vrouw oude vrouw: aa vrô (Loksbergen, ... ) een oude vrouw [ZND 05 (1924)] III-2-2, III-3-1