e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Loksbergen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pijn pijn: pɛ.ən (Loksbergen) pijn [RND] III-1-2
pijnscheut beving: béving (Loksbergen), steek: steik (Loksbergen), trekking: tréking (Loksbergen), trilling: triling (Loksbergen) Sterke kriebeling of trekking door pijn veroorzaken (morren). [N 84 (1981)] || Sterke kriebeling of trekking door pijn veroorzaken (morren, scheut, steek, kramp). [N 107 (2001)] III-1-2
pijpenkrul papillote (fr.): pampəljot (Loksbergen) Pijpenkrul. Spiraalvormige haarkrul [pijpenkrul, pijpenlok, papillote] [N 114 (2002)] III-1-1
pikbinder pikbinder: pek˱beŋǝr (Loksbergen) Machine die niet alleen maait, maar het koren ook tot schoven samenbindt. Zie afbeelding 6. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [machine] zie het lemma ''maaimachine'' (3.2.18) in aflevering I.3. Kaart 36 is een woordkaart gebaseerd op het materiaal uit dit lemma; kaart 37 is een betekeniskaart, gebaseerd op het materiaal uit dit lemma èn het lemma ''graanmaaimachine'' (4.5.2) en toont waar men met de termen zicht- en pikmachine ofwel de enkelvoudige maaimachine ofwel de combinatiemachine, pikbinder, aanduidt.' [N J, 4a; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
pikkeling, zwad met een slag afgepikt slag: slax (Loksbergen) Hoeveelheid graan die men met één slag afpikt; vergelijk het lemma ''zwad, houw'' (3.1.4) in aflevering I.3. De enqu√™tes van Goossens hebben voor dit begrip niet veel opgaven opgeleverd; de vraag uit N 15, 16 levert slechts indirect materiaal op voor het begrip "pikkeling". Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf.' [A 23, 16.1a; L 48, 34.1a; Lu 1, 16.1a; Lu 2, 34.1a; monogr.; add. uit N 15, 16e; JG 1a, 1b, 1c, 2c] I-4
pilaar pilaar: pleir (Loksbergen) Een pilaar, de pilaren [pielder(s), pilèèr(e)?]. [N 96A (1989)] III-3-3
pink kleine vinger: klɛnə viŋər (Loksbergen), pink: pink (Loksbergen) Pink, de vijfde, kleinste vinger (pink (pinkel, pinker), kleine vinger). [N 106 (2001)] || Pink, de vijfde, kleinste vinger (pinkel, pinker, pink, petieter, piepzakje). [N 84 (1981)] III-1-1
pinksteren sinksen: singse (Loksbergen) Pinksteren, de vijftigste dag na Pasen [Sinksen, Pinkste]. [N 96C (1989)] III-3-3
pioen balroos: -  balroos (Loksbergen), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  balroeəs (Loksbergen) Ook mat. van ZND 15 (1930), 018 opgenomen [ZND 05 (1924)] || Pioen (Paeonia officinalis L.) I-7, III-2-1
piqué piqué: pikē̜j (Loksbergen) Soort van (meest witte) katoenen of kunstzijden stof met dubbele ketting, de onderste van grover, de bovenste van fijner garen, waardoor een ruitvormig patroon ontstaat (Van Dale, pag. 2175). [N 62, 94; N 62, 89a; N 62, 98; N 59, 201] II-7