17657 |
pols |
pols:
pols (P047p Loksbergen)
|
Een pols: plaats boven het handgewricht [N 106 (2001)]
III-1-1
|
33807 |
pommelee, appelschimmel |
pommelee:
pomǝ`lęi̯ (P047p Loksbergen)
|
Paard met ronde, glanzende plekken in de vorm van appels in het haarkleed, van binnen wit en van buiten zwart. De afwisseling van zwarte en witte haren vormt een cirkelvormig patroon, vooral op de schouders en het kruis. [JG 1a, 1b; N 8, 63c, 63d en 63e]
I-9
|
29093 |
pompen, vermaken |
hermaken:
hɛrmākǝ (P047p Loksbergen)
|
Vermaken van kleding. Aangeven van aan te brengen veranderingen in verband met niet goed passen (Meima I, pag. 6). [N 59, 190a; N 62, 21b; MW]
II-7
|
21520 |
ponjaard |
ponjaard (<fr.):
pŏínjaar (P047p Loksbergen)
|
Ponjaard. [ZND 05 (1924)]
III-3-1
|
19474 |
pook |
keuterijzer:
kø̄təreͅi̯zər (P047p Loksbergen)
|
pook (gebogen ijzer om het vuur aan te porren, Fr. tisonnier) [ZND 05 (1924)]
III-2-1
|
19957 |
poort |
poort:
pōt (P047p Loksbergen),
pő̄t (P047p Loksbergen)
|
Opgenomen zijn de benamingen die de poort in het algemeen. Zie ook de lemmata "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en "schuurpoort" (3.1.2). Zie de afbeeldingen 22, (a) ronde poort; 23, (b) rechthoekige poort; en 24, (c) details van de poort. In de toegevoegde klankkaart zijn de lengte van klinker en de gevallen van pseudo-klankverschuiving van de slot-t aangegeven. Zie afbeelding 18. [N 7, 48a; JG 1a, 1b; A 10, 7a en 7b; L A2, 286; L 5, 56; L 12, 5; R (s]
I-6
|
29789 |
poorten dichtmetselen |
muilen toemaken:
mø̜̜̄̄lǝ tumākǝ (P047p Loksbergen)
|
De toegangspoorten met stenen en modder dichtmaken, zodra de betreffende kamers vol zijn en bij het bakproces worden betrokken. Het dichtmetselen en na het bakken weer openen van de poorten werd in Q 95 door de stoker gedaan. [N 98, 148; monogr.]
II-8
|
33796 |
poot |
poot:
puǝt (P047p Loksbergen
[(mv puǝtǝ)]
)
|
Tussen haakjes de meervoudsvorm. [JG 1a, 1b]
I-9
|
22806 |
pop |
pop:
en poop (P047p Loksbergen)
|
pop [GTRP (1980-1995)]
III-3-2
|
28791 |
popeline |
popeline:
pǫpǝlin (P047p Loksbergen)
|
Licht weefsel waarvan de ketting uit zijde en de inslag uit floretzijde of katoen bestaat (Van Dale, pag. 2223). [N 62, 98; N 59, 201]
II-7
|