32882 |
rug van het blad van de zeis |
rug:
røx (P047p Loksbergen)
|
De opstaande stevige rand aan de buitenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 5. [N 18, 68e; JG 1a, 1b]
I-3
|
33974 |
rugriem |
rugriem:
rugriem (P047p Loksbergen)
|
Riem die een paard dat niet tussen berries is ingespannen op de rug draagt om de strengen op te houden. De rugriem wordt ook gebruikt bij het voorste van twee ingespannen paarden. [JG 1b, 1c, 1d; N 13, 69]
I-10
|
29387 |
ruig, gezegd van touw |
ruig:
rø̄x (P047p Loksbergen)
|
Door het slaan in het touw van verdraaiingen krijgt men touw dat ruig is door de opstaande hennepvezels. [N 48, 105c]
II-7
|
32578 |
ruige mest |
vers mest:
vɛs [mest] (P047p Loksbergen)
|
Ruige mest is mest die pas uit de stal is gekomen en daarom nog onverteerd stro bevat. Deze mest vormt aanvankelijk de boven- of buitenlaag van de mesthoop, die o.i.v. zon en wind gemakkelijk verdroogt. Hij heeft daarom ook (nog) niet de kwaliteit van de in het vorige lemma bedoelde mest, die langer en dieper in de mesthoop heeft gezeten. De plaatselijke varianten van [mest [N M, 10b; N 11, 27 add.; N 11A, 4b; JG 1a + 1b add.; div.]
I-1
|
22380 |
ruilen (als spel) |
vermangelen:
vermangele (P047p Loksbergen)
|
Het spel waarbij men voorwerpen met elkaar ruilt [ruilen, koetelen, tuilen, toesen, tuisen, mangelen, tuitelen, paarden]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22835 |
ruilen (als spel)? |
tuisen:
In Budingen: teu.se.
toͅi.sə (P047p Loksbergen)
|
Tuischen. [ZND m]
III-3-2
|
33750 |
ruin |
ruin:
rø̜̄n (P047p Loksbergen)
|
Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.]
I-9
|
24847 |
ruisen van bladeren |
ritselen:
ritsələ (P047p Loksbergen)
|
Het ruisen van bomen (ruisen, ruizelen, reuzelen, snirsen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
22753 |
ruiten in het kaartspel |
koeken:
kukən ōͅs (P047p Loksbergen)
|
Ruiten: ruiten aas (kaartspel). [ZND 06 (1924)]
III-3-2
|
17885 |
ruk |
snok:
snòk (P047p Loksbergen),
trek:
trek (P047p Loksbergen)
|
Ruk: snelle korte beweging waardoor iets of iemand met een schok van zijn plaats wordt getrokken (ruk, snuk, snoek). [N 84 (1981)] || Ruk: snelle, korte beweging waardoor iets of iemand met een schok van zijn plaats wordt getrokken (ruk, snok, roets) [N 108 (2001)]
III-1-2
|