e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Loksbergen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
snuisterij bijou (fr.): bijōē (Loksbergen) een klein sieraad, een aardig prulletje van geringe waarde [snuisterij, snuiselderij] [N 89 (1982)] III-3-1
snuit bakkes: bakǝs (Loksbergen), snuit: snyt (Loksbergen, ... ), snø̄.t (Loksbergen), snǭt (Loksbergen), snəət (Loksbergen, ... ), snuitje: snø.kǝ (Loksbergen) [N 19, 25; N 76, 11; L 7, 8; JG 1a]Hoe noemt u het vooruitstekende deel van het aangezicht van dieren (snuit, snoefel) [N 83 (1981)] || neus, Een lange ~ (fokker, domphoren, vonk). [N 84 (1981)] || neus, Een lange ~ (fokker, domphoren, vonk, koker, kuit, gevel). [N 106 (2001)] || Zie afbeelding 2.6. [JG 1a, 1b] I-12, I-9, III-1-1, III-4-2
sober sober: saobər (Loksbergen) afkerig van overdaad of overmaat [sefiel, sober] [N 85 (1981)] III-1-4
soepvlees bouilli: bòlīē (Loksbergen) soepvlees; Hoe noemt U: Mager vlees om soep van te koken (boelie, bouilli, soepvlees) [N 80 (1980)] III-2-3
sok sok: zok (Loksbergen), korte  zok (Loksbergen) kous (bedekt de voet en het been tot vlak onder of tot boven de knie) [ZND 16 (1934)] || Sok, een paar sokken. Bedoeld wordt de korte kous, tot halverwege het been door mannen en door kinderen gedragen (fr. chausette) [ZND 48 (1954)] III-1-3
soldaat soldaat: soldo.ət (Loksbergen) soldaat [RND] III-3-1
soldaten soldaten: de soldoute moette ensloa (Loksbergen), soldoətə (Loksbergen), voetvolk: vŏĕtvolk (Loksbergen) algemene naam voor soldaten [volk, soldatenvolk, soldaterij] [N 90 (1982)] || De soldaten moeten groeten (met de hand aan de muts) [ZND 32 (1939)] || soldaten [RND] III-3-1
soldatenkerkhof soldatenkerkhof: soldootekerkhof (Loksbergen) Een soldatenkerkhof, oorlogskerkhof, militaire begraafplaats, ereveld, engels kerkhof e.d. [N 96A (1989)] III-3-3
soldeerbout soldeerbout: sǫldęjrbōt (Loksbergen) In het algemeen het werktuig waarmee men soldeert. Met een verhitte soldeerbout kan het soldeersel vloeibaar gemaakt worden. Er bestaan verschillende soorten soldeerbouten. Zie ook de lemmata "vuursoldeerbout", "benzinesoldeerbout", "gassoldeerbout" en "elektrische soldeerbout". [N 33, 195a-b; N 64, 16a; monogr.] II-11
soldeerlamp soldeerlamp: sǫldęjrlamp (Loksbergen) Brander waarmee een vlam kan worden ontwikkeld die heet genoeg is om soldeer te doen smelten en om soldeerbouten te verhitten. Zie ook afb. 188. Als brandstof voor de soldeerlamp werd door de informanten genoemd: zuivere benzine (L 423), benzine (Q 117, Q 118), gasoline (Q 121c) en lichte naphte (L 414). [N 33, 196a-b; N 64, 17a; monogr.] II-11