21858 |
snuisterij |
bijou (fr.):
bijōē (P047p Loksbergen)
|
een klein sieraad, een aardig prulletje van geringe waarde [snuisterij, snuiselderij] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
17590 |
snuit |
bakkes:
bakǝs (P047p Loksbergen),
snuit:
snyt (P047p Loksbergen, ...
P047p Loksbergen),
snø̄.t (P047p Loksbergen),
snǭt (P047p Loksbergen),
snəət (P047p Loksbergen, ...
P047p Loksbergen,
P047p Loksbergen),
snuitje:
snø.kǝ (P047p Loksbergen)
|
[N 19, 25; N 76, 11; L 7, 8; JG 1a]Hoe noemt u het vooruitstekende deel van het aangezicht van dieren (snuit, snoefel) [N 83 (1981)] || neus, Een lange ~ (fokker, domphoren, vonk). [N 84 (1981)] || neus, Een lange ~ (fokker, domphoren, vonk, koker, kuit, gevel). [N 106 (2001)] || Zie afbeelding 2.6. [JG 1a, 1b]
I-12, I-9, III-1-1, III-4-2
|
18971 |
sober |
sober:
saobər (P047p Loksbergen)
|
afkerig van overdaad of overmaat [sefiel, sober] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20512 |
soepvlees |
bouilli:
bòlīē (P047p Loksbergen)
|
soepvlees; Hoe noemt U: Mager vlees om soep van te koken (boelie, bouilli, soepvlees) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18196 |
sok |
sok:
zok (P047p Loksbergen),
korte
zok (P047p Loksbergen)
|
kous (bedekt de voet en het been tot vlak onder of tot boven de knie) [ZND 16 (1934)] || Sok, een paar sokken. Bedoeld wordt de korte kous, tot halverwege het been door mannen en door kinderen gedragen (fr. chausette) [ZND 48 (1954)]
III-1-3
|
21287 |
soldaat |
soldaat:
soldo.ət (P047p Loksbergen)
|
soldaat [RND]
III-3-1
|
21289 |
soldaten |
soldaten:
de soldoute moette ensloa (P047p Loksbergen),
soldoətə (P047p Loksbergen),
voetvolk:
vŏĕtvolk (P047p Loksbergen)
|
algemene naam voor soldaten [volk, soldatenvolk, soldaterij] [N 90 (1982)] || De soldaten moeten groeten (met de hand aan de muts) [ZND 32 (1939)] || soldaten [RND]
III-3-1
|
23488 |
soldatenkerkhof |
soldatenkerkhof:
soldootekerkhof (P047p Loksbergen)
|
Een soldatenkerkhof, oorlogskerkhof, militaire begraafplaats, ereveld, engels kerkhof e.d. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
31507 |
soldeerbout |
soldeerbout:
sǫldęjrbōt (P047p Loksbergen)
|
In het algemeen het werktuig waarmee men soldeert. Met een verhitte soldeerbout kan het soldeersel vloeibaar gemaakt worden. Er bestaan verschillende soorten soldeerbouten. Zie ook de lemmata "vuursoldeerbout", "benzinesoldeerbout", "gassoldeerbout" en "elektrische soldeerbout". [N 33, 195a-b; N 64, 16a; monogr.]
II-11
|
31512 |
soldeerlamp |
soldeerlamp:
sǫldęjrlamp (P047p Loksbergen)
|
Brander waarmee een vlam kan worden ontwikkeld die heet genoeg is om soldeer te doen smelten en om soldeerbouten te verhitten. Zie ook afb. 188. Als brandstof voor de soldeerlamp werd door de informanten genoemd: zuivere benzine (L 423), benzine (Q 117, Q 118), gasoline (Q 121c) en lichte naphte (L 414). [N 33, 196a-b; N 64, 17a; monogr.]
II-11
|