20476 |
tak van een geslacht |
kant:
kànt (P047p Loksbergen)
|
de tak van een geslacht [natie, familie] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
29756 |
takkenbossen |
hitsels:
hę ̞tsǝls (P047p Loksbergen)
|
Bossen dorre takken, tot een bundel bijeengebonden, waarmee de oven werd aangestoken. In Q 83 werd voor het aanmaken ook wel gekloven hout (geklu\v\n (h)ōt) gebruikt, onder meer acaciahout. [N 98, 124; monogr.]
II-8
|
33777 |
tand, tanden |
tand(en):
tant (P047p Loksbergen
[(mv tān)]
)
|
Achter het codenummer van de plaats is de meervoudsvorm vermeld. Voor een aantal plaatsen beschikken wij evenwel alleen over de enkel- of meervoudsvorm; deze laatste citeren wij als eerste. [JG 1a, 1b; N 8, 17]
I-9
|
18731 |
tanden poetsen |
tanden wassen:
taan wassə (P047p Loksbergen)
|
Tanden poetsen [t. wassen] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18728 |
tandenborstel |
tandenborstel:
taanbəstəl (P047p Loksbergen)
|
Een tandenborstel [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18732 |
tandenstoker |
tandenstokje:
taanstèkskə (P047p Loksbergen)
|
Een tandenstoker. Een puntig voorwerp waarmee men voedselresten verwijdert die tussen tanden zijn blijven zitten [tandenstoker, kloker, koter] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18729 |
tandpasta |
tandpasta:
tandpasta (P047p Loksbergen)
|
Tandpasta [N 114 (2002)]
III-1-3
|
29356 |
tandrad |
tandrad:
tantrat (P047p Loksbergen)
|
Draaitoestel waarvan de haken door een tandrad worden aangedreven. [N 48, 67d]
II-7
|
31212 |
tandrad, tandwiel |
tandwiel:
tantwil (P047p Loksbergen)
|
Wiel dat op de omtrek van tanden voorzien is; deze tanden grijpen weer in die van een ander tandrad of een tandstang. Tandraderen dienen om de draaiende beweging van een as op een andere as over te brengen. [N 33, 280a; monogr.; div.]
II-11
|
31425 |
tandwielkast van een hoekbooromslag |
knebel:
knęjbǝl (P047p Loksbergen)
|
De tandwielkast die bij een hoekbooromslag de verbinding vormt tussen de beugel en de boorhouder met boorijzer. [N 33, 159]
II-11
|