17751 |
vlechten |
kippelen:
kippələn (P047p Loksbergen)
|
Vlechten. Lokken haar op regelmatige wijze kruizelings door elkaar strengelen [vlechten, breien] [N 114 (2002)]
III-1-1
|
32501 |
vlechten van de bodem |
bodems maken:
bǫjǝms mākǝ (P047p Loksbergen)
|
Het vlechten van de bodem, waarbij de tenen tussen de bodemstekken door worden gehaald. Zie ook afb. 271. [N 40, 47; monogr.]
II-12
|
32530 |
vlechten van het binnendeksel |
vitsen:
vetsǝ (P047p Loksbergen)
|
Het aanelkaar vlechten van de stekken van het binnendeksel. [N 40, 90]
II-12
|
32509 |
vlechthoepel |
ring:
reŋk (P047p Loksbergen)
|
De hoepel die de rechtopstaande wissen voorlopig bijelkaar houdt. Het omdoen van de hoepel wordt in Neeritter (L 321) bijeenbinden (bęjęjnbenjǝ) genoemd. [N 40, 53]
II-12
|
28699 |
vlechtnaald, vlechtpriem |
priem:
prim (P047p Loksbergen),
rijgnaald:
rę̄xnǫjl (P047p Loksbergen)
|
Naald of priem waarmee men een gaatje in het stro of buntgras steekt om de vlechtband erdoor te kunnen steken, voordat men de bundel stro of buntgras met de vlechtband aantrekt. Vroeger kende men priemen van schape- of geitebot (Brekelmans, pag. 19). Volgens de informant van L 318 werd een kaarnaald gemaakt uit been of palmehout. Een rond houtje, een spijker of een ronde priem kunnen ook voldoen. Voor buntgras moet men echter een platte priem gebruiken. Sommige vlechters werken met een holle priem. Deze wordt door het stro of buntgras gestoken waarna men de vlechtband door de holle kant trekt. [N 40, 127; N 40, 128]
II-6
|
24457 |
vleermuis |
vlerenmuis:
fliəerəmø͂ͅs (P047p Loksbergen)
|
vleermuis [ZND 08 (1925)]
III-4-2
|
20944 |
vlees |
vlees:
vliəs (P047p Loksbergen)
|
vleesch [ZND 07 (1924)]
III-2-3
|
25446 |
vlees conserveren |
zouten:
zātǝ (P047p Loksbergen)
|
Meestal gebeurt dit conserveren door het vlees te zouten, te drogen of te roken, waardoor het vocht uit het vlees trekt. Moderner is de methode om het vlees in te vriezen. De respondent van L 413 vermeldt dat het vlees even wordt rondgedraaid in hete azijn. [N 28, 100; L 8, 128b; monogr.]
II-1
|
23942 |
vlees derven |
vlees derven:
vliejəs dèrəvə (P047p Loksbergen)
|
Zich onthouden van vlees e.d., zich vlees e.d. ontzeggen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24348 |
vleesmade, larve van de bromvlieg |
made:
maai (P047p Loksbergen)
|
made [ZND 38 (1942)]
III-4-2
|