e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Loksbergen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vrouwelijke geit geit: gē̜t (Loksbergen) [N 77, 82; N 77, 79; JG 1a, 1b; N 19, L 322 add.; monogr.] I-12
vrouwelijke hond, teef moederbeest: mui̯ərbiəst (Loksbergen), moederhond: moeiërhond (Loksbergen), wijfje: weͅfkə (Loksbergen, ... ) teef [Goossens 1b (1960)] || teef, vrouw. hond [Goossens 1b (1960)] || teef: een vrouwelijke hond [GV K (1935)] || vrouwelijke hond [ZND 03 (1923)] III-2-1
vrouwelijke kalkoen kalkoense hen: kalkunsǝ hęn (Loksbergen) [A 6, 3b; L 1, 113; monogr.] I-12
vrouwelijke kat kattin: kàttin (Loksbergen), ká’ten (Loksbergen) Hoe noemt u een vrouwelijke kat (moederkat, kattin, poes) [N 83 (1981)] || moerkat, vrouwelijke kat [Goossens 1b (1960)] III-2-1
vrouwelijke kip hen: hen (Loksbergen) De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.] I-12
vrouwenkant vrouwluikant: vrooliekant (Loksbergen) De rechterhelft van de kerk, het gedeelte rechts van het middenpad, dat bestemd was voor de vrouwen [epistelkant, vrouwenkant, vrouwliekant?]. [N 96A (1989)] III-3-3
vrouwenklomp ondermans: ǫndǝrmáns (Loksbergen), vrouwluiklonk: vrōlīklǫŋk (Loksbergen) Klomp met een binnenlengte van 24 tot 26.5 centimeter. Zie ook afb. 258. De trippenklomp uit Meeswijk (L 424) was een lichte vrouwenklomp, versierd met uitgesneden bloempjes. Dit soort klompen werden tot ongeveer 1920 in huis en op weg naar de kerk gedragen. [N 97, 136; N 24, add.; Bakeman 8; monogr.] II-12
vrouwziek wijvenloper: weevəluupər (Loksbergen), wijvenzot: weevəzot (Loksbergen) vrouwziek [keeterig] [N 10C (zj)] III-2-2
vrucht zetten poowen ?: poowə (Loksbergen) Vruchten vormen, vrucht zetten (spenen, laden). [N 82 (1981)] III-4-3
vruchtgebruik tocht: toecht (Loksbergen), tŏĕcht (Loksbergen) het recht om levenslang gebruik te maken van een anders goed [tocht, bij leven] [N 89 (1982)] || hoe heet het levenslang vruchtgebruik van een goed bv. van een huis ? [ZND 32 (1939)] III-3-1