e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Loksbergen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wortel wortel: wø̜tǝl (Loksbergen), wǫrtǝl (Loksbergen) Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.] I-4
wortel (alg.) wortel: wøͅtəl (Loksbergen), wətəl (Loksbergen) Het gedeelte van een plant, boom, dat in de grond zit en dat het voedselhoudende water opneemt (wortel, doel). [N 82 (1981)] || wortel ve plant [Goossens 1b (1960)] III-4-3
worteltje jonge pootjes: joŋə puikəs (Loksbergen) Fijne variëteit tuinwortelen [Goossens 1b (1960)] I-7
wrevelig (zijn) mokketig: mŏĕkèchəg (Loksbergen), rap gestoord: ràp gəstūūrt (Loksbergen) gemakkelijk te ontstemmen, een beetje knorrig [wrevelig, monkachtig] [N 85 (1981)] III-1-4
wrijven frotten: fròttə (Loksbergen), schuren: sxūrǝ (Loksbergen), wrijven: vrééjəvə (Loksbergen) Met behulp van een hard stukje hout de klompen aan de buitenkant blinkend glad maken. Deze werkzaamheden werden in Tessenderlo (K 353) op een houten blok gedaan dat wrijfpaard (vrē̜fpęjǝt) werd genoemd. [N 97, 108] || Wrijven: met de hand herhaaldelijk over iets strijken (wrijven, frotteren). [N 84 (1981)] II-12, III-1-2
wringen wringen: vringə (Loksbergen) Wringen: met een draaiende beweging samendrukken (wringen, wreken, wroeten) (of: wroeken?). [N 84 (1981)] III-1-2
wringhaak wringhaak: vreŋhōk (Loksbergen) IJzeren haak om ijzer om te buigen. Het werktuig wordt gebruikt om een bij het smeden bij vergissing scheef omgebogen deel weer recht te buigen (Kuyper, pag. 167). Zie ook afb. 47. [N 33, 282] II-11
wroeten rommelen: rŏĕmələ (Loksbergen), wroetelen: vryi̯tǝlǝ (Loksbergen), vrȳtǝlǝ (Loksbergen), wruutelen (Loksbergen) Met de snuit in de grond wroeten, gezegd van het varken. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b, 2c; L monogr.; Wi 56; S 45; monogr.] || Wroeten: al woelend en zoekend graven in de grond (modden, wroeten, woelen). [N 84 (1981)] || Wroeten: al woelend en zoekend graven in de grond (modden, wroeten, wroetelen, woelen) [N 108 (2001)] I-12, III-1-2
wulps aangebrand: zie ook WLD III, 2.2. lemmata "onkuis"en "geil, wellustig  èngəbrànt (Loksbergen), crapuleus: zie ook WLD III, 2.2. lemmata "onkuis"en "geil, wellustig  kràpòiluis (Loksbergen), mottig: zie ook WLD III, 2.2. lemmata "onkuis"en "geil, wellustig  mòtəg (Loksbergen) wellustig, vervuld van sterk zinnelijk genoegen [wulps, wuft, wups, vet] [N 85 (1981)] III-1-4
zaad, zaaigoed zaad: zōǝt (Loksbergen), zaadgraan: zōt˲grɛ̄n (Loksbergen) Hetgeen men uitstrooit, zaait op het land; de verzamelnaam. Zie voor het enkelvoudige begrip "zaadje" achterin het lemma. Vergelijk ook het lemma graankorrel (2.6). De typen gezaads en gezaams worden voornamelijk gebruikt voor (tuin)zaden. (m) achter de plaatscode geeft aan dat uitdrukkelijk is opgegeven dat ''zaad'' er een "de-woord" is. [N M, 22; JG 1a, 1b; Wi 5; RND 111; monogr.] I-4