23623 |
consecratie |
consecratie (<lat.):
konsəkrōōsə (P047p Loksbergen)
|
De consecratie [wandloeng?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23433 |
credenstafel |
tafeltje:
tø͂ͅfəlkə (P047p Loksbergen)
|
De dientafel links en rechts op het priesterkoor, waarop de benodigdheden voor de Mis gereed gezet worden [credens(tafel)]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23620 |
credo |
credo (lat.):
krèdo (P047p Loksbergen)
|
De gebeden of gezongen geloofsbelijdenis, het Credo. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23416 |
crypte |
crypte (<fr.):
kripte (P047p Loksbergen)
|
De ruimte, de kelder onder het priesterkoor, vroeger gebruikt als grafkelder [crypte, krocht?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
28752 |
crÊpe de chine |
crêpe de chine:
kręp dǝ šen (P047p Loksbergen)
|
Zijden of kunstzijden japonstof met normaal gedraaide ketting en een inslag van afwisselend 2 recht en 2 links overdraaide garens. De binding is effen (Bonthond s.v. ø̄crêpe de chineø̄). [N 62, 76; N 62, 98; N 59, 201]
II-7
|
32810 |
cultivator, extirpator |
rus:
røs (P047p Loksbergen)
|
De cultivator, extirpator of woeleg is een 3- of 4-wielig of op twee lopers voortglijdend akkerwerktuig met op een schaar eindigende tanden, die d.m.v. een hefboom tegelijk versteld kunnen worden. Aan het raam van een wielcultivator zitten 5 of meer C-vormige veertanden (zie afb. 77) of rechte stelen (zie afb. 78), die elk van een pijlvormige beitel, resp. een kleine dubbelschaar zijn voorzien. Dit lemma betreft de cultivator in het alge-meen. Voor termen die op de sleepcultivator toepasselijk zijn, zie men het volgende lemma. Wat in het onderstaande met ''eg'' en ''eg'' bedoeld wordt, is aangegeven in het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b+ 1d + 2c; N 11, 78a; N 11A, 150a + c; N J, 10; N 18, 52 add.; div.; mono-gr.]
I-2
|
24327 |
daas (tabanidae) |
daas:
dats (P047p Loksbergen, ...
P047p Loksbergen),
dees:
daitch (P047p Loksbergen),
ook ZND 1u, 30
daits (P047p Loksbergen),
däts (P047p Loksbergen)
|
daas, paardenvlieg [ZND 01 (1922)] || Hoe noemt u de grote vlieg waarvan verschillende soorten in ons land voorkomen. De wijfjes zuigen bloed bij grote zoogdieren en mensen. De grote soorten steken pijnlijk en achtervolgen mensen en dieren met grote hardnekkigheid (daas, dazerik, dol) [N 83 (1981)] || insect I [Goossens 1b (1960)] || paardenvlieg, blindaas [Goossens 1b (1960)]
III-4-2
|
23959 |
dagelijkse zonde |
dagelijkse zonde:
dagəlijksə zòndə (P047p Loksbergen)
|
Dagelijkse zonde [leslieje zung]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23533 |
dagmissaal |
dagmissaal:
dagmissaal (P047p Loksbergen)
|
Een kerkboek met misgebeden voor alle dagen van het kerkelijk jaar [dagmissaal?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
27184 |
dak |
dak:
dak (P047p Loksbergen)
|
Het gehele samenstel dat de bedekking vormt van een huis of gebouw. Het bestaat uit een kap die wordt afgedekt met pannen, leien, zink, ijzer, stro of riet en die rust op de muurplaat of balklaag. Men onderscheidt verschillende dakvormen. Zie ook de volgende lemmata. [S 6; L 1a-m; L 8, 66; L 12, 9; L A2, 500; N 32, 43a; monogr.; Vld.]
II-9
|