23686 |
de missie preken |
kruisweg doen:
krəəsweg doen (P047p Loksbergen),
missie (<fr.) preken:
missiepreikə (P047p Loksbergen)
|
De missie preken. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23475 |
de noodklok luiden |
noodluiden:
nūwət lø͂ͅə (P047p Loksbergen)
|
Het luiden van deze klok. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
32363 |
de omvang van een boom meten |
meten:
mējǝtǝ (P047p Loksbergen)
|
De omtrek van een boom op borsthoogte met behulp van een centimeter opmeten. Sommige klompenmakers maten de stamomvang ook wel met uitgestrekte armen op. [N 97, 40]
II-12
|
23694 |
de portiuncula-aflaat verdienen |
portiunculen:
pəschonkələ (P047p Loksbergen, ...
P047p Loksbergen)
|
De kerk in- en uitgaan bij het bidden van de toties-qoties-aflaat. Dat kon men doen: a)op het Portiuncula-feest, b)op het feest van O.L. Vrouw van de Rozenkrans (7 oktober) en c)in de namiddag en avond van Allerheiligen en op de dag van Allerzielen. [pars [N 96B (1989)] || Een tijdelijke aflaat. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23290 |
de roepen krijgen |
geroepen worden:
gəroepə zén (P047p Loksbergen)
|
De roepen krijgen, afgeroepen worden in de kerk, "onder de geboden staan", "onder de roepen zijn", "in de roepen gaan". [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23723 |
de rozenkrans bidden bij een overledene |
gebedswake:
gəbèdswāākə (P047p Loksbergen)
|
De Rozenkrans (= 3 Rozenhoedjes) bidden bij een overledene. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34273 |
de stal uitmesten |
mesten:
męstǝ (P047p Loksbergen),
schoonmaken:
sxunmākǝ (P047p Loksbergen)
|
De stal of mestgoot van mest ontdoen. Objecten "stal", "mestgoot" en "mest" zijn niet gedocumenteerd. [N 11, 14; N 5A II, 50a; A 9, 26; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; monogr.]
I-11
|
19859 |
de tafel dekken |
dekken:
dèkke (P047p Loksbergen)
|
tafel dekken; Hoe noemt U: De tafel dekken (rechten dekken) [N 80 (1980)]
III-2-1
|
32408 |
de teen afwerken |
eggeren:
ęgǝrǝ (P047p Loksbergen)
|
De teenholte van geheulde klomp met het teenmes ruimer maken en glad afwerken. [N 97, 90]
II-12
|
32514 |
de wand volvlechten |
vlechten:
vløxtǝ (P047p Loksbergen)
|
De zijkanten van de mand met wissen verder volvlechten. [N 40, 62]
II-12
|