23319 |
deugd |
deugd:
duigt (P047p Loksbergen)
|
Deugd. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23954 |
deugdzaam |
deugdzaam:
duigtzaam (P047p Loksbergen)
|
Deugdzaam. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19167 |
deugniet |
deugeniet:
duigənĭĕt (P047p Loksbergen),
gaillard (fr.):
gàljáár (P047p Loksbergen),
koeter:
koetər (P047p Loksbergen),
vagebond:
váágəbont (P047p Loksbergen),
varken:
vèrəkə (P047p Loksbergen)
|
een ondeugend kind [stinkgat, deugniet] [N 85 (1981)] || een ondeugende jongen die allerlei streken uithaalt [pagadder, horzak, luifer] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19684 |
deur |
deur:
dø̄r (P047p Loksbergen),
dø̄ǝr (P047p Loksbergen)
|
[rnd 109; S 6; L 1 a-m; L 12, 5; L A2, 265; monogr.; Vld.; div.]
II-9
|
19372 |
deurknop, deurklink |
klink:
kleŋk (P047p Loksbergen)
|
klink [ZND m]
III-2-1
|
33451 |
deurtje in een poortvleugel |
klinket:
kleŋkǝt (P047p Loksbergen)
|
Om aan personen toegang te verlenen en om dan niet de gehele vleugel te moeten openen is er in een poortvleugel vaak een deurtje, dat meestal niet tot beneden reikt, waardoor men echt binnen moet stappen. Vaak is het zo klein dat men slechts in gebukte houding er door kan. Meestal is de poortvleugel niet gehalveerd. Door de functionele overeenkomst zijn de benamingen soms ook in gebruik voor het onderste deel van een gehalveerde poortvleugel (zie het lemma "onderdeur", 4.1.9). Doorgaans is uit de benamingen voor dergelijke deurtjes in de poorten van schuur en stal op te maken waar ze zich bevinden. Toegevoegd zijn ook de enkele aparte benamingen voor de toegangsdeur náást de poort. Zie ook afbeelding 18.f bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42b; N 4, 38; JG 1a en 1b; monogr.; add. uit N 5A, 77d]
I-6
|
18035 |
diarree |
afgang:
afgank (P047p Loksbergen),
àfgànk (P047p Loksbergen),
kakkerij:
kàkkərééjə (P047p Loksbergen),
rappe, de -:
ràppə (P047p Loksbergen),
schijt:
schééjət (P047p Loksbergen)
|
Diarree, buikloop (dunne, pruts). [N 84 (1981)] || Diarree, buikloop (prutsj, loperij, aan de schiet, dunne, weke). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
21310 |
dief |
dief:
dīf (P047p Loksbergen)
|
dief [ZND m]
III-3-1
|
21753 |
dienstplicht doen |
term doen:
tèrm dŏĕn (P047p Loksbergen)
|
zijn militaire dienst vervullen [opmoeten, binnenmoeten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
32690 |
diep |
diep:
di ̞i̯p (P047p Loksbergen)
|
In dit lemma worden de plaatselijke varianten gegeven van het woord diep, voorzover dat - evenals de termen voor het tegengestelde begrip (zie het lemma ondiep) - gebruikt wordt of kan worden in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Voor het begrip "diep ploegen (vóór het zaaien)" kent men in bepaalde streken een speciale term waarin het woord diep niet voorkomt. Daarvoor zie men het volgende lemma [JG 1a + 1b; N 11, 39 + 42b + 46; N 11A, 107a + 108a; L 23, 8a; A 20, 1b; A 27, 24b; monogr.]
I-1
|