17895 |
duwen |
duwen:
daowə (P047p Loksbergen),
dōͅə (P047p Loksbergen)
|
duwen [RND], [ZND m]
III-1-2
|
23229 |
dwaallicht |
dwaallichtje:
dwôlligske (P047p Loksbergen)
|
Dwaallicht (vlammetje boven een moeras, Fr. feu follet). [ZND 05 (1924)]
III-3-3
|
21165 |
dwarsbalk |
biels:
bils (P047p Loksbergen)
|
de houten, stalen of gewapend betonnen dwarsbalk waarop de rails bevestigd zijn [biels, biel] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23356 |
dwarsbeuk |
kruisbeuk:
krø͂ͅsbøyk (P047p Loksbergen)
|
Het dwarsschip, de dwarsbeuk van een kruiskerk [transept?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19345 |
dwarsdrijver |
dwarserik:
dwézərik (P047p Loksbergen)
|
iemand die zonder goede reden altijd tegen spreekt; die altijd anders wil dan de meerderheid [dwarserik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
29362 |
dwarshout |
dol voor karzelen:
dǫl vø̜jr kęjrzi-jǝlǝ (P047p Loksbergen)
|
Dwarshout in grote kegelvormige klossen of tollen. Men krijgt dan twee handvatten, één aan iedere kant. Soms zit het dwarshout maar aan één kant als handvat. [N 48, 69b]
II-7
|
18802 |
dwaze streek |
kuur:
kŭŭr (P047p Loksbergen)
|
een dwaze streek [woei] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19504 |
dweil |
opneemvod:
oepneemvod (P047p Loksbergen)
|
Hoe heet de doek uit grof linnen waarmee vocht van de vloer wordt opgenomen ? [ZND 48 (1954)]
III-2-1
|
18405 |
eau de cologne |
eau de cologne (fr.):
audəkloin (P047p Loksbergen),
reuk:
ruik (P047p Loksbergen)
|
Eau de cologne. Reukwater, eau de cologne [lodderijn] [N 114 (2002)] || reukwater, eau de cologne (lodderijn) [N 86 (1981)]
III-1-3
|
24957 |
eb, laagtij |
laag water:
līēgwaittər (P047p Loksbergen)
|
eb, teruggaan van het water van de zee en de toestand van laag water [N 81 (1980)]
III-4-4
|