32365 |
een boomstam afschrijven |
aftekenen:
aftīkǝrǝ (P047p Loksbergen)
|
Een streepje kerven op de boomstam op de plaats waar gezaagd moet worden. De boomstam wordt vervolgens met behulp van een trekzaag in een aantal stukken gezaagd, die ieder de lengte van een klomp hebben. In Hamont (L 286) werd voor dit werk een motorzaag gebruikt. Zie ook de lemmata ɛtrekzaagɛ, ɛboomzaagɛ en ɛafkortenɛ in de paragraaf over de vaktaal van de houtzager.' [N 97, 42]
II-12
|
20505 |
een borrel drinken |
een drup drinken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
drəp drinken (P047p Loksbergen)
|
druppel (drinken), een borrel pakken [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|
34532 |
een ei |
ei:
ē̜ (P047p Loksbergen),
ęi̯ (P047p Loksbergen),
ɛ̄ (P047p Loksbergen)
|
[L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.]
I-12
|
23950 |
een gelofte doen |
belofte doen:
bəloftə dōēn (P047p Loksbergen)
|
Een gelofte doen, afleggen bijv. om op bedevaart te gaan [gelaove, jelobe]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20131 |
een hond vleien |
strelen:
striejələ (P047p Loksbergen)
|
Hoe noemt u een hond vleien (fluren, flemen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
19855 |
een huis huren |
huren:
hy(3)̄rə (P047p Loksbergen)
|
huren [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|
23755 |
een kruisje geven |
een kruisje geven:
krəskə giejəvə (P047p Loksbergen)
|
Een kind voor het slapen gaan met de duim een kruisje geven op het voorhoofd. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23707 |
een kruisje op het brood maken |
broodwijden:
broedwēējə (P047p Loksbergen),
vliegenslaan:
vliegəslōōwə (P047p Loksbergen)
|
Het gebruik om een brood met het mes te bekruisen, voordat men het aansnijdt; men maakte met het broodmes een kruisje aan de onderkant van het brood [n kruuske ónder de mik maake?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23706 |
een kruisteken maken |
n kruus maake:
krəəstiekər makə (P047p Loksbergen)
|
Een kruisteken maken/slaan, zich bekruisen, zich zegenen [zich bekruuse [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17887 |
een kuil graven |
dabben:
dabe (P047p Loksbergen),
dàbə (P047p Loksbergen)
|
Een kuil maken (dappen, graven) [N 108 (2001)] || kuil, Een ~ maken (dappen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|