e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Loksbergen

Overzicht

Gevonden: 3995
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fijt fijt: fēͅət (Loksbergen), fééjət (Loksbergen) fijt [ZND m] || nagelontsteking: De ontsteking van a) heeft ook het beenvlees van een vingerkootje aangetast; fijt (zwart, daal, vijt, fijt, fijk, fiek). [N 84 (1981)] III-1-2
filiaal bijhuis: bééhəəs (Loksbergen) de tak van een handelshuis op een andere plaats dan waar het hoofdgebouw gevestigd is, bijwinkel [succursaal, filiaal, bijwinkel] [N 89 (1982)] III-3-1
fladderen fladderen: fladərə (Loksbergen) fladderen [ZND m] III-4-1
flambouw flambouw (<fr.): flambóó (Loksbergen), lamp: làmp (Loksbergen) Een lantaarn met daarin een brandende kaars die tijdens de processie naast het Allerheiligste werd meegedragen, flambouw. [N 96C (1989)] III-3-3
flanel flanel: fǝrnɛl (Loksbergen) Lichte en losse, weinig gevolde wollen of halfwollen stof, met een glad of gekeperd weefsel (Van Dale, pag. 774). Flanel wordt veel gebruikt voor nacht- en sportkleding. [N 62, 89a; N 59, 201; N 62, 75f; N 62, 75b; MW; monogr.] II-7
flanel voor hemden, werkhemden hemdenstof: hømǝstǫf (Loksbergen) In het garen met wit-rood-blauwe strepen geverfd katoenflanel. [N 62, 89c] II-7
flank flank: flaŋk (Loksbergen) Zijkanten van de buik tussen de achterste ribben en de heup. De flanken dienen kort, gesloten en gevuld te zijn. Zie afbeelding 2.32. [JG 1a, 1b; N 8, 12 en 32.10] I-9
flauwvallen kwalijk vallen: kòilək zén (Loksbergen), van zijn sus vallen: van zénə sus vàlə (Loksbergen) Bezwijming: flauwte, onmacht (kwalijkte, kwalijkvaart, zwijm, zwijmel). [N 84 (1981)] || zwijm: In onmacht, in zwijm vallen (bezwijmen, vallen, zwijmelen, zwinden, kwalijk worden). [N 84 (1981)] III-1-2
flemen aftroggelen: aftrəchələ (Loksbergen) vragen op een vleiende toon [afkuiten] [N 85 (1981)] III-3-1
flets flets: flèts (Loksbergen) Flets: ongezond bleek of vaal van gelaatskleur (flets, geeps, kwips, pips). [N 84 (1981)] III-1-2