e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K278p plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
epidemie besmettelijke ziekte: besmettelij(k)e ziekte (Lommel), besmettelijke ziekte (Lommel), pluier: pluier (Lommel), ziekte die besmettelijk is: die ziekte is besmettelijk (Lommel), ziekte die voortgaat: die ziekte gaat voort (Lommel), diej ziekte git vort (Lommel) die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)] || Epidemie: een besmettelijke ziekte die zich zeer snel uitbreidt (epidemie, besmettelijke ziekte). [N 107 (2001)] III-1-2
ericaborstel heiborstel: heiborstel (Lommel) Bepaald soort borstel met beweeglijke stalen pennen die de heidehoning in de raat moet losmaken, voordat hij geslingerd wordt. Sommige honingsoorten, met name de heidehoning, laten zich niet gemakkelijk slingeren door hun eigenschap van vast worden. Deze honing moet dan eerst door een borstel of iets dergelijks losgemaakt worden. Voor het gebruik moet men de borstel opwarmen. [N 63, 125a; monogr.] II-6
ernstig gemeend: gemend (Lommel), menens: mènnes (Lommel), serieus: serieus (Lommel), sərjéús (Lommel) het is ernstig bedoeld; het is menens [ZND 38 (1942)] || serieus III-1-4
erven (ww.) erven: èrrəvən (Lommel) erven III-2-2
erwt, algemeen erwt: ɛrt (Lommel), ɛrt* (Lommel), ɛrǝt (Lommel), ɛt (Lommel) erwt || Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24] I-5, I-7
erwten- of bonenranken ranken: raŋə (Lommel) [N Q (1966)] I-7
esdoorn es: of ahorn, acer pseudoplatanus; fr. érable  es (Lommel), esdoorn: esdoorn  aezdouərən (Lommel), molentjesboom: of ahorn, acer pseudoplatanus; fr. érable  meulekensboom (Lommel) es, esdoorn [ZND 34 (1940)] || gewone esdoorn [DC 69 (1994)] III-4-3
eten (ww.) eten: āeten (Lommel), eten (Lommel), èètn (Lommel), éten (Lommel) eten [RND], [Willems (1885)], [ZND 25 (1937)] III-2-3
etensketeltje henkelmann (d.): een dubbele ketel of pannetje dit woord schijnen de Lommelse arbeiders die in duitsland (bijv. Ratingen) gewerkt hebben  heŋʔəman (Lommel), marmietje: mərmijʔən (Lommel) tweelingpannetje (voor soep en aardappelen) om eten naar arbeiders in het veld te brengen (hinkelman) [N 20 (zj)] III-2-1
etensresten afval: afval (Lommel), bak: bak (Lommel), brokkelen: Syst. Grootaers  broͅʔlən (Lommel), knauwels: knauwəls (Lommel), overschot: overschot (Lommel) Etensresten, overschotjes (orte?) [N 16 (1962)] || hoe heten de resten van het eten van mensen [ZND 34 (1940)] III-2-3