e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K278p plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gebit gebit: gebit (Lommel), gǝbet (Lommel), gɛbit (Lommel) Het geheel van alle tanden en kiezen van een paard. [JG 1a, 1b; N 8, 17 en 18b] || hij heeft een goed gebit [ZND 35 (1941)] I-9, III-1-1
gebluste kalk gebluste kalk: gǝbløstǝ kalǝk (Lommel), geleste kalk: gǝlestǝ kal(ǝ)k (Lommel), kalk: kalǝk (Lommel), poederkalk: pojǝrkalǝk (Lommel) Ongebluste kalk die met water is aangelengd. Zie ook het lemma 'Kalk blussen'. Gebluste kalk wordt gebruikt bij de bereiding van mortel. Woordtypen als 'stubkalk', 'poederkalk', 'poeder' en 'zakjeskalk' verwijzen naar schelpkalk die direct na het branden droog geblust wordt en in poedervorm op de bouwplaats wordt aangeleverd. [N 30, 30a; N 30, 30b; N 30, 30c; N 30, 32f; monogr.] II-9
geboorte geboorte: gəbouərtə (Lommel), gəbórtə (Lommel) geboorte III-2-2
geboortefeest doopfeest: doopfeest (Lommel) het feestje ter ere van de geboorte van een kind [sol, kinderfooi, pastellenhuisje, kindjeskermis, kindjeskoffie, gebuurkoffie, snee(i)] [N 112 (2006)] III-3-2
geboorteomhulsel van een veulen zaknet: zaknɛt (Lommel) Het vruchtvlies dat na de geboorte van het veulen afkomt. Als de merrie het veulen alleen ter wereld brengt, stikt het veulen meestal in de zak, die zo sterk is, dat hij met behulp van een mes of scherp voorwerp geopend moet worden. [N 8, 54, 55 en 56] I-9
gebouw bouw: bāu̯ (Lommel), gebouw: gebouw (Lommel, ... ), gəbāu̯ (Lommel) een nieuw gebouw [ZND 35 (1941)] || gebouw [ZND 12 (1926)] III-2-1
gebreide kous breikous: brei̯kaas (Lommel) breikous [sjtrikhaos, strikkous] [N 24 (1964)] III-1-3
gebreide wollen muts muts: møts (Lommel) vrouwenmuts, zwarte, dikke gebreide ~ [N 25 (1964)] III-1-3
gebrekkig persoon mismaakte mens: ne mismakte miens (Lommel) een gebrekkig mens [ZND 23 (1937)] III-1-2
gebruik gewente: gewente (Lommel), gewoonte: gewonte (Lommel), gewònte (Lommel) Dat is maar een gewoonte. [ZND 35 (1941)] || Dat is zo het gebruik (de woonte, enz.). [ZND 23 (1937)] III-3-2