e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K278p plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
geheugen geheugen: gəhéúgən (Lommel) geheugen III-1-4
gehucht gehucht: gehucht (Lommel) gehucht [ZND 23 (1937)] III-3-1
gehurkt zitten op zijn hukken zitten: op sen ø`ə zetəṇ (Lommel), op zən høͅ`ə zitə (Lommel), op zijn hurken zitten: op sən hørə`ən zetən (Lommel) hurken, op zijn ~ zitten [op de huuke, op znen huik, op zn huiketjes zitte] [N 10 (1961)] III-1-2
geil, wellustig heet: heet (Lommel) geil, wellustig [N 10C (zj)] III-2-2
geit geit: gē̜t (Lommel), geitje: gɛtjǝn (Lommel), sik: sek (Lommel), sęk (Lommel) Geit in het algemeen. Ten aanzien van germ merken enkele informanten (L 292 (Heythuysen), Q 99 (Meerssen), 111* (Ransdaal)) op dat hiermee een vrouwelijke geit wordt bedoeld. Zie afbeelding 7. [N 77, 74; L 14, 32; A 9, 20; JG 1a, 1b; Wi 7; NE I, 16; AGV, m3; Gwn 5, 13; Vld.; monogr.; S, Q 105 add.; S 10, add.] I-12
geitenmelksepap geitenpap: Syst. Grootaers  gɛ̄təpap (Lommel) Pap van geitemelk (mienekespap?) [N 16 (1962)] III-2-3
geitestal geitestal: gɛ̄tǝ[stal] (Lommel) De ruimte in de stal waar de geiten zich bevinden. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [L 38, 29; A 10, 9g; monogr.] I-6
gek dwaas: dwoas (uitroep voor zot, gek) (Lommel), dwowes (gek, aardig) (Lommel) dwaas". Uitspraak + betekenis [ZND 33 (1940)] III-1-4
gekleurde steek gele steek: gele steek (Lommel) De korte steek met gekleurd wasgaren. Voorheen werden de zolen wel eens met een gekleurd soort garen afgelapt. Geel was de meest gangbare kleur. Knöfel (I, pag. 200) zegt hierover: "De gelijkmatigheid der verschillende steken is vooral noodig bij het met open kant of met korte steken naaien, zoogenaamd aflappen met gelen of anderen steek. [N 60, 111c] II-10
geknipt werk gesneden voeg: gǝsnējǝ vux (Lommel), snijwerk: snø̜jwɛrk (Lommel) Wijze van voegen waarbij de voegen eerst met fijne witte specie worden volgezet en vervolgens langs de kanten met een voegijzer of mesje schuin worden afgesneden. Geknipt werk vervaardigen noemde men in L 163 'knippen' ('knepǝ') of 'snijden' ('snejǝ'), in K 353 'bovenop voegen' ('bōvǝnup ˲vugǝ'). [N 32, 34d; N 32, 35a; N 32, 35c; monogr.] II-9