e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K278p plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
halster halster: halstǝr (Lommel), ketting: kɛteŋ (Lommel), stalhalchter: (mv)  stalhęlǝxtǝrǝn (Lommel) Stel van leren riemen - eventueel touwen - of kettingen dat het paard om het hoofd heeft als het niet ingespannen is. Aan de halsterring wordt de lijn of ketting gehecht waarmee het paard in de stal of op de weide wordt vastgebonden of waarmee het wordt geleid. Op sommige plaatsen wordt de term halster ook gebruikt om het Hoofdstel of de Stalband aan te duiden. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2b, 2c; N 13, 18a; N 5 A II, 59e add.; monogr.] || Tuig aan de kop van een os of een stier. [N 3A, 14b; monogr.] I-10, I-11
halve frank halve frank: ps. omgespeld volgens Frings.  nən haləvə fraŋ (Lommel), nən haləvən fraŋ (Lommel) oude zilveren munt van 50 centiem [N 21 (1963)] || wit metalen munt van 50 centiem [N 21 (1963)] III-3-1
halve steen (een) halve: halǝvǝ (Lommel) Een in de breedterichting doormidden geslagen metselsteen of een baksteen van dit formaat die machinaal is vervaardigd. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛdrieklezoorɛ.' [N 31, 19a; monogr.] II-8
halve stuiver solletje: ps. omgespeld volgens Frings.  sølə-ə (Lommel) halve stuiver, een 2 1/2 centstuk [lap, sjoe, groot, flapsent, bokkestuiver, grote cent, plak, bots, vierduitstuk?] [N 21 (1963)] III-3-1
halvezool halflap: halflap (Lommel), halfzool: halfzool (Lommel) Nieuwe of extra zool onder de voorste helft van een schoen. [N 60, 233b; N 60, 232a] II-10
halvezool [wld ii.10, p. 60] halflap: halflap (Lommel), halfzool: halfzool (Lommel) Een halve zool (halfzool, halflap?) [N 60 (1973)] III-1-3
ham, hesp hesp: heͅsp (Lommel), Verklw. h@spk\\n  heͅsp (Lommel) ham [Goossens 1b (1960)] III-2-3
handbeschermer caoutchoucen lap: katšūwǝ lap (Lommel), handlap: hanlap (Lommel), tutter: tøtǝr (Lommel  [(rubberen vingerdopje)]  ) Rubber of leren kapje dat men aan de handen schuift om vingers en handpalm te beschermen bij het dragen van stenen. De woordtypen 'handschoe' en 'want' duiden waarschijnlijk een handschoenachtige bescherming aan die de hele hand bedekt. Zie ook het lemma 'handbeschermers' in het Woordenboek van de Limburgse Dialecten II.8, pag. 59. Over de term handlap merkt Van Houcke (pag. 133) op: ...Is een klein stuk leder met eene of meer dubbele kerven. De kerven vormen als 't ware ringen, waarin de metselaar de vingeren steekt om de hand tegen het slijten door den steen, en voornamelijk door natgemaakten steen, veroorzaakt, te vrijwaren.ø̄ [N 30, 6a; N 30, 6b; monogr.] II-9
handcultivator cultivator: kyltivātǝr (Lommel), køltivātǝr (Lommel), trekhaak: trękhāk (Lommel) Handgereedschap voor het losmaken van de grond. In aflevering I.2, p.161-2 is sprake van een zware cultivator die door (paarde)tractie wordt gewogen. Het werkingsprincipe van de twee gereedschappen is echter hetzelfde. [N 18, 52; monogr.] I-5
handen (kindernamen) handjes: heͅnə⁄ə (Lommel), hɛ:nə⁄əs (Lommel), pollen: poͅl (Lommel), polletjes: poͅlə⁄ən (Lommel, ... ), poͅlə⁄əs (Lommel) hand: kinderwoorden (pol, polleke, poeleke] [N 10 (1961)] III-1-1