e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K278p plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huiveren bibberen: bebərə (Lommel), bebərən (Lommel, ... ), bibbere (Lommel, ... ), bibberen (Lommel, ... ), rijderen: rijeren (Lommel, ... ), rillen: relən (Lommel) Huiveren (beven, rillen van de kou of van schrik) [ZND 21 (1936)] || huiveren (beven, rillen van de kou of van schrik) [ZND 27 (1938)] || huiveren, bijv. van koe [grille, de griezel op het lijf krijge, rijeren] [N 10 (1961)] || huiveren, bijv. van kou [grille, de griezel op het lijf krijge, rijeren] [N 10 (1961)] III-1-2
huiverig bibberachtig: bebəreͅchtech (Lommel) huiverig [schuuverig] [N 10 (1961)] III-1-2
huivering bibber: bebər (Lommel), gril: grel (Lommel), rilling: releŋ (Lommel) huivering [gril] [N 10 (1961)] III-1-2
hulp, bijstand hulp: hölləp (Lommel) hulp III-1-4
hulst hulst: hulst (Lommel), høls (Lommel), Gewoon kort hulst.  hulst (Lommel) [DC 76 (2002)]hulst I-7, III-4-3
huppelen huppelen: huppelen (Lommel), huppelt (Lommel) Huppelen: met kleine sprongetjes zich voortbewegen (hippen, hoppen, huppen, huppelen) [N 108 (2001)] III-1-2
hurken op zijn hukken gaan zitten: op sen ø`ə go. zetəṇ (Lommel), op zən høͅ`ə gaon zitə (Lommel), op zijn hurken gaan zitten: op sən hørə`ən go zetən (Lommel) hurken, op zijn ~ gaan zitten [N 10 (1961)] III-1-2
hutselen rutselen: rutselen (Lommel) schudden van het geld voordat men het opgooit [hutselen, uteren] [N 112 (2006)] III-3-2
huurhuis gehuurd huis: gehuujerd huis (Lommel), gehuurd haois (Lommel), gehuurd huis (Lommel), gehuuërd huis (Lommel) huurhuis [ZND 27 (1938)] III-2-1
huwelijk trouw, de -: tròw (Lommel) huwelijk III-2-2