e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K278p plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
korfmes korfmes: korfmes (Lommel) Mes waarmee de imker de raten opsnoeit. Wanneer hij honing wil oogsten zal hij hiermee alle of bijna alle raten uit de korf snijden. Volgens de informanten van L 289 en L 333 kan daarvoor ieder willekeurig mes gebruikt worden. Daarop wijzen ook de woordtypen gewoon mes en mes. Andere woordtypen wijzen op een bepaald soort mes. Het kan een schaapschaarmodel zijn (L 416), een langwerpig mes dat aan de onderkant rond gebogen is (L 210, 414), een spatelvormig mes (P 120) of een mes met zeer korte snede haaks aan een lange steel (Q 253). [N 63, 80c; N 63, 81c] II-6
korhoen korhaan: koͅrhoͅu̯ən (Lommel), Frings, omgesp.  koͅrhoͅuən (Lommel), korhoen: koͅrhouən (Lommel) korhaan || korhoen (53 vrij zeldzame heidevogel; haan staalblauw, hen bruin en kleiner; houdt in het voorjaar pronkbijeenkomsten op een open plek op de hei [N 09 (1961)] III-4-1
korporaal korporaal: kerperaol (Lommel), koperaol (Lommel), korperaol (Lommel), korpooraal (Lommel), korporaol (Lommel), korporrowwɛl (Lommel) korporaal [ZND 36 (1941)] III-3-1
korset korset (<fr.): koͅrse (Lommel), koͅrsei (Lommel), koͅrsēj (Lommel) corset || korset, rijglijf om de taille [rijlief, rellif, relf, ruls, stiklijst, stiflijk] [N 25 (1964)] III-1-3
korst korst: kaost (Lommel), Syst. Grootaers  koͅøst (Lommel), verzamelfiche, ook materiaal van ZND 01 (a-m vraag 23 a en b zijn samengevoegd.  kōas (Lommel) eerste (verse) en laatste (oudbakken) korst van het brood [ZND 02 (1923)] || Kent uw dialect het woord broodkant? Hoe is de uitspraak en welke de betekenis? [N 16 (1962)] || korst; de harde buitenkant van kaas, brood, een pasteitje noemt men in het Nederlands korst. Gebruikt men dit in uw dialect ook? Zo ja, hoe wordt het uitgesproken? [DC 44 (1969)] III-2-3
kort geknipt haar pinnetjeskop: pinnekeskop (Lommel), stoppelhaar: stoͅpəlhoͅuər (Lommel), stoppels: stoͅpəl (Lommel) Overal kort geknipt hoofdhaar [tieters, stoppelen] [N 114 (2002)] III-1-1
kort schortlint snoer: snoeren (Lommel) linten, korte ~ waarmee de schortslippen van achteren met elkaar worden verbonden [gatslinte, gatlinter] [N 24 (1964)] III-1-3
kortademig amechtig: WNT: amechtig, (nieuwe) bet. 2: Ademloos, geheel buiten adem, sterk hijgende [...].  aamechtig (Lommel), kort: hij is kort van ossem (Lommel) hij is dempig (kan moeilijk ademen) [ZND 23 (1937)] || Stikken: sterven door ademgebrek (stikken, verstikken) [N 106 (2001)] III-1-2
korte broek korte boks: koͅrtə boks (Lommel), korte broek: kette broek (Lommel), korte broek (Lommel) broek, korte (jongens)~ die de knieën onbedekt laat [N 23 (1964)] || korte broek (hoe heet ...?) [ZND 22 (1936)] III-1-3
korte laars get: gèt (Lommel) Laars, een paar laarzen (laars die alleen het been bedekt tussen enkel en knie) [ZND 37 (1941)] III-1-3