e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K278p plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kwartel kwakkel: kwakkel (Lommel, ... ), kwakker: kwakker (Lommel), kwartel: kwaʔel (Lommel), kwaʔəl (Lommel), kwa’’el (Lommel), a zeer kort  kwa-el (Lommel), Frings, omgesp.  kwaʔəl (Lommel) kwartel [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] || kwartel (18 kleine uitgave van patrijs [098], wat anders gekleurd en nu veel zeldzamer; zomervogel; vroeger erg geliefd vanwege de roep [kwik, wik-wik] [N 09 (1961)] III-4-1
kwartelkoning kwartelkoning: kwartəlkøneŋ (Lommel) kwartelkoning (27 ook alleen te horen; s zomers; in grote weiland; tegen de avond en s nachts; zeldzaam; roep [rrerrrp, rrerrrp] of er over een kam wordt gestreken [N 09 (1961)] III-4-1
kwartje kwartje: ps. omgespeld volgens Frings.  kwajə (Lommel) kwartje, een ~ [N 21 (1963)] III-3-1
kwast, noest knoest: knust (Lommel) Een onregelmatigheid in de houtstructuur van een boom. Kwasten ontstaan op plaatsen waar zich een tak bevindt of heeft bevonden. Zie ook afb. 204. Vgl. voor het woordtype aast ook het Hgd. Ast. [N E, 1; N 50, 76f; N 75, 97a-b; monogr.] II-12
kwastje aan een halsketting belletje: belletjes (Lommel) Gouden kwastjes aan een halsketting [trosjes] [N 114 (2002)] III-1-3
kweek hondsribben: hontsrøbǝ (Lommel), pessemen: pęsǝmǝ (Lommel), puin: pɛ̄n (Lommel), puinen: pɛ:nən (Lommel), pɛnən (Lommel), pɛ̄nǝn (Lommel) Elymus repens (L.) Gould Zeer algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op gras- en bouwland en op akkerranden, dat er grasachtig uitziet met een rechtopstaande aar en donker- tot grijsgroen blad. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 30 tot 120 cm. Het is een lastig kruipend onkruid met veel onderaardse wortelstokken, die wel als veevoeder gebruikt worden. De boer verwijdert het met de eg uit de akker. Deze plant is ook wel bekend onder de oude naam kweekgras of tarwegras (Triticum repens L.). Zie in verband met de vele puin-opgaven de speciale bibliografie onder Goossens 1985; 1987 en 1988, 109-126. [N 11, 71; JG 1a, 1b, 2c; A 27, 24b; A 28, 10; A 29, 6 en 9; A 33, 17; L 34, 52; L 48, 18; Lu 2, 18; Lu 4, 9; S 20; monogr.; add. uit N 11, 70, 72, 80a en 88] || kweekgras || kweekgras (Agropyrum repens) [Lk 04 (1953)] I-5, III-4-3
kweepeer kweekpeer: kweekpeer (Lommel), kwikpe (Lommel), wringer: vringers (Lommel) [ZND 29 (1938)] I-7
kwezel deesje: ’n deezeke (Lommel), kwezel: wan kwezel (Lommel), wa’n kwezel (Lommel) Wat een kwezel! [ZND 29 (1938)] III-3-3
kwijl zever: zever uit zijn bakkes lopen (Lommel) Kwijl: uit de mond lopend speeksel (zever, kwijl). [N 106 (2001)] III-1-1
kwispelstaarten kwispelen: kwispelen (Lommel), mee zijn staart slagen: mee zênne stet sloage (Lommel) kwispelstaarten [ZND 29 (1938)] III-2-1