e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K278p plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
latwerk hekken: hęʔǝn (Lommel), hort: (mv)  hǫǝrtǝ (Lommel), leertje: līrkǝ (Lommel) Latwerk dat op de berries van de kruiwagen gelegd werd, ten einde het laadvlak te vergroten. [N 18, 101; JG 1d] I-13
lauw lauw: laauw water (Lommel), laaw woater (Lommel) Lauw. Lauw water [ZND 37 (1941)] III-4-4
lederen pantoffel leren slof: lèèrə sloffə (Lommel) pantoffels, lederen ~, gemakkelijke huisschoenen zonder veters [petoffels, pantoefels, trumpe, sjlutsje, sloffe, sjloebe] [N 24 (1964)] III-1-3
leefnet visnet: visnet (Lommel) het net waarin men vissen die met de hengel zijn gevangen levend kan houden [leefnet, kaar] [N 112 (2006)] III-3-2
leeftijd, ouderdom ouder: awer (Lommel), hij is groot voor zijn ouder  ààwər (Lommel), ouderdom: awerdom (Lommel) leeftijd || ouderdom; op zijn ouderdom [ZND 40 (1942)] III-2-2
leeg, gezegd van een noot kwaad: verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)  looze nôôt (Lommel), loos: louəs* (Lommel) loos, zonder vrucht || loze noot [ZND 30 (1939)] I-7, III-2-3
leeg, niets bevattend leeg: leejeg (Lommel), leeëg (Lommel) Leeg. Mijn glas is ledig [ZND 37 (1941)] III-4-4
leegloper leegloper: ook materiaal znd 30, 4  lee-jegloowper (Lommel), leegloewper (Lommel), leegloëper (Lommel), straatloper: ook materiaal znd 30, 4  straotlooper (Lommel) leegloper [ZND 01 (1922)] III-1-4
leemspecie leem: lējǝm (Lommel) Het mengsel van leem, koemest, strohaksel en in een aantal plaatsen ook varkens-, paarde-, of mensenhaar, waarmee het vlechtwerk wordt dichtgepleisterd. Zie voor het woorddeel 'kleen-' in het woordtype 'kleenleem' (Q 18) ook het lemma 'Bepleisteren'. [N 4A, 53c; N 31, 45c; div.] II-9
leep, doortrapt geslepen: dieje’n is geslepen (Lommel), gəsleepən (Lommel), uitgeslapen: diên is uetgeslaopen (Lommel) doortrapte kerel [ZND 30 (1939)] || geslepen III-1-4