e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K278p plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leren schede hoos: howǝs (Lommel), kalebas: kǝbas (Lommel) De slachter draagt vaak aan zijn gordel een leren of houten "holster", waarin hij het gereedschap dat hij tijdens het slachten steeds bij de hand moet hebben, met name de messen, opbergt. Daarnaast heeft hij meestal nog een tas of iets dergelijks bij zich, waarin hij zijn overig gereedschap (de bijl, het schietmasker, de brander e.d.) vervoert. Het is goed mogelijk dat een aantal respondenten op deze tas doelt. Een eventuele toevoeging leren wordt niet fonetisch gedocumenteerd. Zie afb. 3. [N 28, 121a; N 28, 121b; monogr.] II-1
leugen leugen: dai is e leuge (Lommel) Dat is een leugen. [ZND 37 (1941)] III-3-1
leugen / gelogen gelogen (volt.deelw.): dès gelogen (Lommel) Dat is een leugen. [ZND 37 (1941)] III-3-1
leunstoel leunstoel: lø&#x0304nstūl (Lommel, ... ), zetel: zētəl (Lommel, ... ), zēͅtəl (Lommel, ... ), zorg: zøͅrəx (Lommel) een leuningstoel [ZND 30 (1939)] || leuningstoel [ZND 01 (1922)] || leunstoel III-2-1
leurder leurder: leurder (Lommel, ... ), ps. omgespeld volgens Frings.  l"rdər (Lommel, ... ), teut: ps. omgespeld volgens Frings.  tøt (Lommel), tjoktjok: ?WNT: tjokken (II), Onomatopee. Stooten, schokken, stampen.  tjouk-tjouk (Lommel), ps. omgespeld volgens Frings.  tjoktjok (Lommel) een venter (die van deur tot deur waren verkoopt) [ZND 28 (1938)] || koopman die met zijn waren langs de deuren gaat? [N 21 (1963)] III-3-1
leuren op commerce (fr.) gaan: ps. omgespeld volgens Frings.  op komeͅrs gōͅ~nə (Lommel), op komɛrsgoͅn⁄ (Lommel) Inventarisatie uitdrukkingen voor: "op koopmanschap gaan"= erop uittrekken om zijn waren te verkopen? Zo neen, welke andere uitdrukking. Geeft u nauwkeurig de uitspraak aan. [N 21 (1963)] III-3-1
leven leven: znd 34, 82a;  leevə (Lommel), lêve (Lommel) leven; op het einde van zijn leven [ZND 34 (1940)] III-2-2
leven (zn) leven: leevə (Lommel), leiven (Lommel), lèven (Lommel, ... ), lêve (Lommel), lêven (Lommel) leven; in de fleur van zijn leven [ZND 35 (1941)] || leven; op het einde van zijn leven [ZND 34], [ZND 34 (1940)] III-2-2
levend vlees onder de huid leven, het -: t leͅivə (Lommel), ⁄t lävən (Lommel) levend vlees onder de huid [t leeve] [N 10 (1961)] III-1-1
lever lever: lävər (Lommel, ... ), lē̜vǝr (Lommel), lɛ:vər (Lommel) Grote klier waarin onder andere gal wordt afgescheiden. [N 28, 88c] || lever [leevert, lijver, livvere] [N 10 (1961)] I-11, III-1-1