e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K278p plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
luiermand kinderkorf: cf. Schuermans s.v. "kindskorf of kinderkorf", luur-, luierkorf, luiermand  kènnəkeuref (Lommel), kindkorf: kendkeurf (Lommel), kindskorf: kenskórf (Lommel), kénskórf (Lommel), wasmand: waschmaon (Lommel) korf of mand waarin de doeken of luiers van de kleine kinderen wordt bewaard? [ZND 37 (1941)] || luiermand III-2-2
luilak lamzak: ook materiaal znd 30, 42 (luiaard)  lamzak (Lommel), luierik: ook materiaal znd 30, 42 (luiaard)  luierik (Lommel), luijerik (Lommel) luilak [ZND 01 (1922)] III-1-4
luisteren luisteren: goe lŭisteren (Lommel, ... ), goed luisteren (Lommel), goed ləsteren (Lommel), løͅstərə (Lommel), løͅstərən (Lommel, ... ) goed luisteren [ZND 30 (1939)] || luisteren [N 10b (1961)] III-1-1
luns cale: kal (Lommel), goupille: kǫmpil (Lommel), leun: lø̄n (Lommel), spie/spij: spi (Lommel) Metalen spie die door een gat in het uiteinde van de wagenas wordt gestoken om te verhinderen dat het wiel van de as kan afdraaien. Zie ook afb. 216. [N G, 50c; N 17, 63; JG 1a; JG 1b; Wi 13, add.; L 39, 22, add.; div.] II-11
lunsschijf ring: reŋk (Lommel), rondelle: ron`de̜l (Lommel) Ronde, met het wiel meedraaiende schijf tussen naaf en luns die de naafbus afsluit zodat er tijdens het rijden geen vet of smeer verloren gaat en er geen vuil de naafbus kan binnendringen. Bij modernere, metalen fabrieksassen werd de lunsschijf vervangen door een metalen, dopvormige moer die op de as wordt geschroefd en met behulp van een luns tegen losdraaien wordt vastgezet. Van der Kloes en Van Helden (pag. 21) noemen dit type naafbus halfpatentbus. [N G, 50b; N 17, 64] II-11
lusten lusten: verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)  lus (Lommel), lusse (Lommel) lusten (die soep lust ik niet) [ZND 30 (1939)] III-2-3
maag maag: maach (Lommel), mach (Lommel), māch (Lommel) maag [maach, maacht] [N 10 (1961)] III-1-1
maagdenzwerm maagdenzwerm: maagdenzwerm (Lommel) Eerste zwerm uit een bijenvolk dat zelf dat jaar uit een normaal afgevlogen voorzwerm is ontstaan. [N 63, 37b; JG 1a+1b; JG 2b-5, 8; N 63, 37e; A 9, 6; monogr.] II-6
maaibalk kam: kam (Lommel) De lange arm aan de maaimachine, voorzien van naar voren stekende driehoekige messen. Zie afbeelding 6, nummer 1. [N J, 1b; monogr.] I-3
maaidorser zelfbinder: zęlǝf˱bęndǝr (Lommel) Deze machine dorst niet alleen, maar maait het eerst af, dorst het vervolgens, en bindt het stro ook tot pakken bijeen. [JG 1a, 1b; monogr.] I-4