e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K278p plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roerdomp roerdomp: ruərdomp (Lommel) roerdomp (76 bruingestreepte, geheimzinnige rietvogel die in het voorjaar een ver hoorbaar geluid laat horen [ehh-hóémmmmm], lijkend op loeien van een koe of geluid van een misthoorn; er is nog een kleine soort die blaft als een hondje [N 09 (1961)] III-4-1
roeren roeren: ruren (Lommel), ruure (Lommel) In de soep roeren. [ZND 41 (1943)] || roeren [DC 47 (1972)] III-2-3
roerzeef passe-vite: pasfit (Lommel) roerzeef III-2-1
roestplek ijzermaal: ijzermoal (Lommel), roestplek in linnen  ijzer-mowwel (Lommel), roestvlek in linnen  ijzermaol (Lommel), roestijzer: roestijzer (Lommel) roestplek [ZND 36 (1941)] III-2-1
roet bekruist: de ketel is ~  beͅkrūst (Lommel), roet: rūu̯t (Lommel) rookzwart onderaan een ketel [ZND 36 (1941)] III-2-1
rogge koren: [koren] (Lommel), rog(ge): rǫgǝn (Lommel) Secale cereale L. Tot in de jaren vijftig het meest geteelde graangewas in Limburg, met uitzondering van Haspengouw, waar tarwe de meest verbouwde graansoort was. Men zaait ongeveer 170 kg rogge per hectare. Het koren-gebied in dit lemma wijkt aanzienlijk af van dat in het lemma ''graan, koren'' (1.2.1); vergelijk de kaarten die bij de lemma''s getekend zijn. Zie voor de benaming koren en voor de fonetische documentatie van het woord [koren] in het gebied waar ''koren'' zowel de algemene benaming alsook de benaming van de rogge is, het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, a. [JG 1a, 1b; L 34, 55b; L lijst graangewassen, 6; S 30; Wi 52; monogr.; add. uit N 15, 1a] I-4
roggebrood paardenbrood: pèerenbrooed (Lommel), roggebrood: roggebroewd (Lommel), roggebrōeit (Lommel), roggebro’ĕt (Lommel), zwart brood: zwert brooɛt (Lommel), zwartbrood: zwetbroëd (Lommel) roggebrood [ZND 34 (1940)] III-2-3
roggemeelpap roggepap: Syst. Grootaers  roͅgəpab (Lommel) Pap van roggemeel (prol?) [N 16 (1962)] III-2-3
rok als bovenkledingstuk bovenrok: bovenrok (Lommel) rok als bovenkledingstuk [aoverrok, bovenrok, booveschort] [N 24 (1964)] III-1-3
rok van grove stof rok: rok (Lommel) rok van grove zware stof [teerteje rok, pels, tiejte sjort] [N 24 (1964)] III-1-3