e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K278p plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rugkant rugkant: rugkant (Lommel) De rug of rugkant van een mes. [N 60, 175b] II-10
rugnet vliegenkleed: [vliegenkleed] (Lommel) Vliegennet dat over de rug van het paard wordt gehangen. Een groot aantal opgaven zijn benamingen voor het vliegennet in het algemeen. Zie voor de fonetische documentatie het lemma Vliegennet [JG 1a; N 13, 83c] I-10
rugriem rugriem: røxrim (Lommel) Riem die een paard dat niet tussen berries is ingespannen op de rug draagt om de strengen op te houden. De rugriem wordt ook gebruikt bij het voorste van twee ingespannen paarden. [JG 1b, 1c, 1d; N 13, 69] I-10
ruien ruiven: røivən (Lommel), røͅivən (Lommel) ruien || veer: elk der huidbekleedsels van een vogel bestaande uit een buisje dat aan weerszijden baarden en baardjes draagt (pluim, veer) [N 100 (1997)] III-4-1
ruiken rieken: rie-en (Lommel), ruiken: rui-en (Lommel), rui`en (Lommel), ruiken (Lommel, ... ), rū`en (Lommel), røͅi`ə (Lommel), røͅy`ən (Lommel, ... ) rieken [ZND 25 (1937)], [ZND m] || Rieken: door middel van reukzin gewaarworden (rieken, ruiken) [N 108 (2001)] || ruiken [N 10b (1961)], [ZND m] III-1-1
ruilen (als spel) ruilen: rullen (Lommel), wille we `s reulen! (Lommel), willen we es roilen (Lommel), tuisen: toessen (Lommel), Ik heb mijn knikkers getoest voor een boek.  tusən (Lommel), Verouderd.  toesen (Lommel) het spel waarbij men voorwerpen met elkaar ruilt [ruilen, koetelen, tuilen, toesen, tuisen, mangelen, tuitelen, paarden] [N 112 (2006)] || Toesen: ruilen (veroud.), sjacheren. || Tuisschen. [Willems (1885)] || Willen we eens ruilen? [ZND 42 (1943)] III-3-2
ruimte tussen opeenvolgende gebinten gebont: gǝbont (Lommel) Het vak of de ruimte tussen de opeenvolgende gebinten in een stal of in een schuur, die wordt begrensd door de vlakken van twee gebinten en de buitenmuur of door één gebint en twee muren die dan een hoek vormen. Zie afbeelding 18 en de plattegronden bij paragraaf 1.2. Bij driebeukige gebouwen omvat zo''n vak een deel van de middenbeuk en een deel van de zijbeuken. Bij éénbeukige gebouwen kan begripsverwarring ontstaan met de ruimte tussen de stijlen, die immers in de buitenmuren staan. Zie daarom ook het lemma "ruimte tussen de stijlen" (3.3.9). Omdat bij éénbeukige gebouwen de gebinten vaak niet zo duidelijk zichtbaar zijn (vooral in de stallen) en bij nieuwere gebouwen met dragende muren gebinten ontbreken, is de in dit lemma bedoelde ruimte voor vele informanten een onbekend begrip (met name in L 269, 271, 289, 296, 330, 375, 378, 378*, 381b, 0426, 429, Q 15, 32, 32a, 95, 99, 102, 112, 119, 121, 196, 203, 208 en 222). Van belang en interessant is de metonymische naamsoverdracht die zich in dit lemma herhaaldelijk voordoet: de benaming van de gebinten gaat over op die voor de ruimte tussen de gebinten. Zie afbeelding 15.' [N 4, 3; N 4A, 9a; A 25, 17] I-6
ruimte voor brandstof kolenkot: kōlǝkot (Lommel), muttermijt: møtǝrmējt (Lommel) De bakker stookt zijn oven met kolen of hout. Het kolenhok ligt in de regel naast de oven. Het hout wordt in een schuurtje opgeslagen. [N 29, 105e] II-1
ruin ruin: rø̜i̯n (Lommel) Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.] I-9
ruiten in het kaartspel koeken: koeken (Lommel), Koeken is troef.  ku?ən (Lommel), spelling: "koeken  ku’ən (Lommel), ruiten: ruiten (Lommel) Hoe noemt u van het kaartspel de verschillende symbolen? (Het gaat om de gewone namen, niet om woorden voor "troef"enz.). - III. Ruiten. [DC 52 (1977)] || Koeken: (Kaartsp.) ruiten. || Ruiten: Ruiten boer (in het kaartspel). [ZND 42 (1943)] III-3-2