e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K278p plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stelpen van bloed stelpen: stolpen (Lommel) Stelpen van bloed (struppen, stolpen, stoppen, stollen. [N 107 (2001)] III-1-2
stelt stelt: en stĕilt (Lommel), stelt (Lommel), Kunt gij op stelten lopen?  stält (Lommel) a) elk van de beide staken met een dwarsklamp waarop men de voet zet en die gebruikt worden om daarmee grotere stappen te doen [stelt, staak, schaats] [N 112 (2006)] || Stelt. [Willems (1885)] III-3-2
stemmen kiezen: kiezen (Lommel), stemmen: stemmen (Lommel) kiezen [ZND 25 (1937)] III-3-1
stempel stempel: stɛ̄mpǝl (Lommel) Stempel of ander gereedschap waarmee de bakker een merk in het deegbrood drukt voordat het de oven of de rijskast ingaat. Het stempel kan de firmanaam, de broodsoort of het gewicht aangeven. Volgens de informant van L 270 bevatten de stempels op het roggebrood de initialen van de bakker in een cirkel of een ovale vorm. En volgens de informant van L 312 werden vroeger stempels met een ster gebruikt die duidden op brood van gemengde bloem en stempels zonder ster die ongemengd brood aangaven. Zie ook afb. 20. [N 29, 41; N 29, 42; monogr.] II-1
stemvork diapason (fr.): diapason (Lommel) het instrument in de vorm van een U-vormig omgebogen stalen stang waarmee men een onveranderlijke toon voortbrengt die geschikt is om instrumenten te stemmen [toonijzer, stemvork] [N 112 (2006)] III-3-2
stenen pot, keulse pot pot: pot (Lommel), stenen pot: geen andere speciale namen  stɛnə potə (Lommel) een stenen pot (hard gebakken, blauwgrijs) [ZND 32 (1939)] || pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
stenendrager stenendrager: stējǝndrāgǝr (Lommel) De handlanger die speciaal belast is met het aandragen van de metselstenen. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen haken geplaatste termen het lemma 'handlanger'. [N 30, 2d; N 31, 16b; monogr.] II-9
stengel, steel steel: steǝl (Lommel) Stengel, als deel van een plant. [JG 1a, 1b; monogr.] I-4
sterke mortel mortel: mǫrtǝl (Lommel), vette mortel: vɛtǝ mǫrtǝl (Lommel) Mortel voor waterdicht pleisterwerk, bijvoorbeeld voor kelders. Volgens de invuller uit Q 180 werd bij de bereiding ervan Rijnzand gebruikt. Zie voor de fonetische documentatie van de woorddelen '-(spijs)', '-(specie)', etc. het lemma 'Mortel'. [N 30, 38b] II-9
sterke trasmortel plekmortel: plɛkmǫrtǝl (Lommel) Mortel bestaande uit tras en kalk, volgens de invuller uit Q 35a gebruikt voor waterdicht werk. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 37b] II-9