e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K278p plaats=Lommel

Overzicht

Gevonden: 5514
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broekkettingen kettinkjes van de achterhaam: kęteŋskǝs ˲van dǝn axtǝrhām (Lommel) Kettingen waarmee de broek van het achterhaam aan de berries is vastgemaakt. [N 13, 79] I-10
broekspijp boksenpijp: boksepijpen (Lommel), bokspijp: bókspeͅipən (Lommel) pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)] III-1-3
broeksriem band: Sub gesp.  bant (Lommel), boksenband: bokseband (Lommel), bóksəmbánt (Lommel) band (riem) || band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)] III-1-3
broekzak achter gatzak: gatzak (Lommel), gátsak (Lommel) zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)] III-1-3
broekzak opzij boksenbuidel: boksebuil (Lommel), boksenbuil [boks+ən+bøͅl} (Lommel), bóksəmbø͂ͅl (Lommel) broekzak || broekzak opzij [broeksebuil, boksetes, boksenbool, venget] [N 23 (1964)] III-1-3
brokkelhoef kwade hoorn: kǫu̯ǝjǝn hǫu̯ǝrǝn (Lommel), kwade voeten: kǫu̯ǝ vyi̯t (Lommel) Een hoef met wanden die zeer bros zijn en gemakkelijk afbrokkelen. In de hoornwand zijn kloven. Als het paard moet beslagen worden, is het moeilijk de ijzers goed vast te nagelen. [N 8, 90u] I-9
brompot grolpot: een groelpot (Lommel), grommelpot: grommelpot (Lommel), grommer: ’n grômmer (Lommel) Hoe heet iemand die zijn kwade luim toont met binnensmonds mompelen? [ZND 22 (1936)] III-3-1
bron bron: brǫn (Lommel) Natuurlijke opening in de grond waar water uit opwelt. [S 5; L 1a-m; L 22, 26; N 5A(I] I-8
bronstig briezig: brisex (Lommel), brizex (Lommel), brizix (Lommel) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.] I-12
bronstig, van merries bronstig: bronstǝx (Lommel), hengstig: hęŋstǝx (Lommel), paardig: pęi̯ǝrǝx (Lommel), sturig: stȳrǝx (Lommel), tochtig: tǫxtǝx (Lommel) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van merries. Een hengstige merrie reageert op de aanwezigheid van de hengst met het optillen van de staart. Ze neemt herhaaldelijk een urirende houding aan, waarbij kleine hoeveelheden urine worden geloosd, terwijl de clitorisch ritmisch naar buiten wordt geperst. Bij de afwezigheid van de hengst zijn deze symptomen minder duidelijk of soms geheel afwezig. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 8, 42a en 44; N 8A, 2; monogr.] I-9