34094 |
driespeen |
driedeem:
dridēm (K278p Lommel),
drii̯dēm (K278p Lommel),
driedemer:
dridɛmǝr (K278p Lommel)
|
Koeuier die slechts uit drie kwartieren melk geeft. Het is niet altijd goed aan te geven of de benamingen duiden op de koeuier met deze afwijking of op de koe met een dergelijke koeuier. [N 3A, 66] || Koeuier die slechts uit drie kwartieren melk geeft. Sommige woordtypen kunnen duiden op een koe die een uier met drie spenen heeft. [N 3A, 117]
I-11
|
31138 |
drievoet |
schoenvoet:
schoenvoet (K278p Lommel)
|
De ijzeren driepoot met drie klinkvoeten. Volgens Knöfel (I, pag. 244 en 245) bezit deze driepoot "een grooten en een kleinen voet benevens een stang voor de hak. Staat een der voeten ten gebruike omhoog, dan rust het toestel op de beide andere en blijft daarop staan. De schoen of laars wordt op een der voeten gestoken, waarna de zool of hak met metalen stiften kan bevestigd (geklonken) worden." Zie afb. 67. [N 60, 147b; N 60, 244a]
II-10
|
18866 |
driftig |
colrig (<fr.):
klèèrəch (K278p Lommel),
dik:
dik (K278p Lommel),
kwaad:
kòët (K278p Lommel),
nijdig:
néjəch (K278p Lommel),
pertig:
pertig (K278p Lommel)
|
driftig [ZND 23 (1937)] || driftig, vurig etc. || woedend, driftig, opvliegend
III-1-4
|
17939 |
driftig lopen |
gejaagd zijn:
gəjaxt zeͅin (K278p Lommel),
gəjāxt zen (K278p Lommel),
nijdig lopen:
neͅjəg lōpə (K278p Lommel)
|
lopen: driftig lopen [op ne staog loope] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22655 |
drijftol |
dop:
dop (K278p Lommel),
geseldop:
gesseldop (K278p Lommel)
|
Hoe noemt men het kinderspeelgoed dat paddestoel- of kegelvormig is en dat met een zweep wordt voortgedreven? [Lk 03 (1953)]
III-3-2
|
28640 |
drijfvoeren |
prikkelen:
prikkelen (K278p Lommel)
|
Het voeren dat gebeurt, wanneer men de bijen tot het zetten van broed wil prikkelen. Wanneer de bijen nog behoorlijk in het voer zitten, hoeft de imker zich nergens om te bekommeren en kan hij het drijfvoeren laten. [N 63, 110c; Ge 37, 196]
II-6
|
27354 |
drijven |
drijven:
drijven (K278p Lommel)
|
Het op de goede plaats brengen van de loopzool met behulp van een spanriem en een hamer. Over de zool, die voorlopig is vastgezet, spant men de spanriem en met de punt van de hamer drukt men de spanriem achterwaarts. Men beklopt de zool en zet deze met enige houten pinnen vast. [N 60, 102]
II-10
|
17862 |
dringen |
dringen:
dringen (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
wringen:
wringen (K278p Lommel)
|
niet dringen ! [ZND 33 (1940)]
III-1-2
|
33366 |
drinkbak voor de koeien |
drinkbak:
dreŋk˱bak (K278p Lommel),
koekuip:
kōi̯kǫi̯p (K278p Lommel)
|
Uit een aantal benamingen wordt niet duidelijk om welke soort van drinkbak het gaat: los of vast, ouderwets of modern. Andere benamingen geven aan uit welk materiaal de bak vervaardigd is. [L 38, 33; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10]
I-6
|
20499 |
drinken |
drinken:
drin’en (K278p Lommel)
|
drinken [Willems (1885)]
III-2-3
|