19656 |
droogdoek, theedoek |
keukenhanddoek:
kø̄ʔənhanduk (K278p Lommel)
|
Hoe noemt u de doek waarmee men afdroogt? [N105 (2000)]
III-2-1
|
34156 |
droogstaan |
droogstaan:
dryǝxstø̜n (K278p Lommel),
drøi̯ǝxstōn (K278p Lommel),
drøi̯ǝxstǭn (K278p Lommel)
|
Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b]
I-11
|
25129 |
droogte |
droogte:
dreugt (K278p Lommel),
drɛgt (K278p Lommel)
|
droogte [ZND 33 (1940)]
III-4-4
|
25479 |
droogzolder |
meelzolder:
mɛ̄lzoldǝr (K278p Lommel)
|
De zolder boven de oven. Uit de woordtypen "droogzolder", "droogoven", "meelzolder" en "bloemzolder" blijkt dat deze ruimte gebruikt wordt zowel om iets erin te drogen als om iets erin op te slaan. Volgens Weyns (blz. 66) wordt deze plaats ook wel benut voor het drogen van zaden en volgens de informant van Q 99* droogt men het metershout hierin. [N 29, 105c]
II-1
|
20554 |
drop |
klissie:
kalisse
kalusij (K278p Lommel)
|
oplosbare zwarte drop
III-2-3
|
25126 |
druilerig en koud weer |
nat (weer):
nat (K278p Lommel),
nat weer (K278p Lommel),
regenachtig (weer):
rägəläxtəg (K278p Lommel),
rotweer:
roͅtweiər (K278p Lommel),
zeverachtig:
zeivəräxtex (K278p Lommel)
|
druilerig weer [moezerig, monketig] [N 22 (1963)] || kil [ZND 27 (1938)] || kil weer [ZND 27 (1938)]
III-4-4
|
33525 |
druiventros |
tros druiven:
tros druiven (K278p Lommel)
|
[ZND 33 (1940)]
I-7
|
19023 |
druk |
druk:
druk (K278p Lommel)
|
druk
III-1-4
|
17941 |
druk heen en weer lopen |
gejaagd lopen:
gəjaxt lōpən (K278p Lommel),
in de weer zijn:
en də wejər zen (K278p Lommel),
rondrakkeren:
Niet fonetisch geeft de informant ronddjakkeren op !!
rondra`ərən (K278p Lommel, ...
K278p Lommel)
|
lopen: bedrijvig heen en weer lopen [rettereere, rondriddere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18509 |
drukknoop |
knipper:
knepər (K278p Lommel)
|
knip, drukknoop
III-1-3
|