30125 |
een keldergewelf maken |
welven:
wɛlvǝn (K278p Lommel)
|
Wanneer men een kelder van troggewelven wil voorzien, worden er eerst van muur tot muur ijzeren profielbalken gelegd op een onderlinge afstand van 1,5 m. Tussen de balken worden vervolgens de gewelven gemetseld, waarbij als tijdelijke steun een formeel wordt gebruikt. [N 32, 20c; monogr.]
II-9
|
22780 |
een kring op de grond trekken |
een ring op de grond maken:
ne rink op de grond maoken (K278p Lommel),
een ring op de grond trekken:
grond: o als korte oo
’ne rink op de grond trei-en (K278p Lommel),
k wordt niet uitgesproken
ne rink op de grond trekken (K278p Lommel)
|
Een kring op de grond trekken. [ZND 29 (1938)]
III-3-2
|
17887 |
een kuil graven |
een kot maken:
kot maken (K278p Lommel),
graven:
graven (K278p Lommel),
spaden:
spaaien (K278p Lommel)
|
Een kuil maken (dappen, graven) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
19216 |
een lelijk gezicht trekken |
(een) grimas maken:
ə grimas makən (K278p Lommel),
(een) lelijk gezicht trekken:
jeͅlək gəzicht treͅ⁄ə (K278p Lommel),
ən lelək chəzicht tre⁄ən (K278p Lommel),
(een) lelijke snuit trekken:
ən lelə⁄ə snøͅyt tre⁄ən (K278p Lommel),
(een) snuit trekken:
snøͅitreͅ⁄ə (K278p Lommel),
een vieze snuit trekken:
ən vizə snoͅyt tre⁄ən (K278p Lommel)
|
grijnzen, een lelijk gezicht trekken [greeze, nen toot zette, snuit trekke, grimas maken] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
22474 |
een list gebruiken |
afleiden:
afleijen (K278p Lommel)
|
een list gebruiken bij het kaarten [finten] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
30090 |
een muur opmetselen |
metsen:
[metsen] (K278p Lommel)
|
Al metselend een muur laag na laag hoger maken. Een muur die zo werd opgetrokken werd in K 353 een 'muur in opbouw' ('mȳr en up˱bē̜jǝf') genoemd. Het resultaat was volgens een aantal invullers een 'volle muur' ('volǝ mȳr', K 353; 'volǝ myǝr', K 278; 'vǫlǝ mūr', Q 197, 197a; 'vol mūr' L 364). Zie voor de fonetisch niet gedocumenteerde vormen de lemmata 'Metselen' en 'Muur'. [N 31, 27; N 31, 32b; monogr.]
II-9
|
30162 |
een muur voegen |
een gevel voegen:
nǝ gęvǝl vugǝ (K278p Lommel)
|
De voegen tussen metselstenen met voegmortel opvullen. Voegwerk wordt doorgaans na het metselwerk uitgevoerd. De voegen worden daartoe met behulp van de voegkrabber ter diepte van 1,5 à 2 cm uitgekrabd waarna de mortel vanaf een plankje door middel van een voegspijker in de voeg wordt gebracht. Voor de lintvoegen gebruikt men een lange voegspijker, voor de stootvoegen een korte. [N 32, 32; monogr.]
II-9
|
30085 |
een muur waterpassen |
passen:
pasǝn (K278p Lommel)
|
De horizontale stand van een muur controleren met behulp van de waterpas. [N 31, 10c; monogr.]
II-9
|
18273 |
een paar schoenen |
een koppel schoenen:
Sub paar: zie ook koppel.
koͅpəl} schoen (K278p Lommel),
een paar schoenen:
ə paor schoeŋ (K278p Lommel),
Zie ook koppel.
poͅuər} schoen (K278p Lommel)
|
een paar [schoenen] || schoenen, paar ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18337 |
een paar sokken |
een paar sokken:
ə paor zök (K278p Lommel)
|
kousen, paar ~ [zök, zökke] [N 24 (1964)]
III-1-3
|