22431 |
feest |
feest:
fi-est (K278p Lommel),
fjeͅst / feiəst (K278p Lommel),
fjêst (K278p Lommel)
|
Feest. || Het schoonste feest (lidwoord!). [ZND 35 (1941)]
III-3-2
|
23275 |
feestdag van sint-maarten |
sint-maarten:
sint metten (K278p Lommel),
sinte-maarten:
sinte merten (K278p Lommel)
|
Sint-Maarten. [ZND 38 (1942)]
III-3-3
|
22432 |
feesten |
feesten:
feesten (K278p Lommel),
Afl. sub feest.
feesten (K278p Lommel),
vieren:
vieren (K278p Lommel)
|
[Feesten]. || een feest vieren [feesten, vieren, kermissen, fêteren] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
21127 |
fiets |
velo:
de velo (K278p Lommel),
de vilo (K278p Lommel),
twieje villoos kroisen mekānder (K278p Lommel),
⁄n velo (K278p Lommel),
⁄n vilo (K278p Lommel),
mannelijk
dɛ vie-loo (K278p Lommel),
ps. omgespeld volgens Frings.
vilo (K278p Lommel),
vylo (K278p Lommel)
|
De twee fietsers kruisen elkaar, [ZND 29 (1938)] || Fiets. [ZND 35 (1941)] || Wat is de dialectbenaming voor een rijwiel in het algemeen [N 99 (1991)]
III-3-1
|
21259 |
fietser |
velorijder:
de tweeje vielo-rij-ers kwamen elkoar wer tegen (K278p Lommel),
tweeje velorijers komen elkaar tegen (K278p Lommel)
|
De twee fietsers kruisen elkaar, [ZND 29 (1938)]
III-3-1
|
28452 |
fijn broed |
fijn werk:
fijn werk (K278p Lommel)
|
De cellen bestemd voor het uitbroeden van werkbijen en het opbergen van honing. De zwerm begint altijd met het bouwen van dit fijn werk of de werkbijenraat. Deze raat bestaat uit kleine, in doorsnede vrijwel gelijke zeszijdige cellen, waarbij het punt waar drie zijden samenkomen steeds het midden vormt van het bodemvlak der aan de andere zijde van de raat gelegen cel. [N 63, 16b]
II-6
|
33688 |
fijn droog stof |
stobber:
stǭbǝr (K278p Lommel)
|
Fijn droog stof op landwegen. [N 27, 37c]
I-8
|
33837 |
fijngebouwd |
fijn:
fɛi̯n (K278p Lommel)
|
Gezegd van een paard met dunne, fijngebouwde poten. [N 8, 64c]
I-9
|
18121 |
fijt |
fijt:
fijt (K278p Lommel, ...
K278p Lommel)
|
ik heb de (of het) fijt (zeer pijnlijke verzwering van een vingertop) [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
34242 |
filter in de melkzeef |
flanellen lapje:
flanšlǝ lɛpkǝ (K278p Lommel),
flǝnɛlǝ lɛpkǝn (K278p Lommel),
zift:
zeft (K278p Lommel),
zijdoek:
zęi̯duk (K278p Lommel),
zijslet:
zēi̯slɛt (K278p Lommel)
|
In het algemeen is de filter een linnen of katoenen lap waardoor de melk gezuiverd wordt van verontreinigingen. In plaats van deze lap gebruikt men ook wel een vel filtreerpapier of een schijf watten. Ouderwets is de met paardenhaar vervaardigde melkzeef. [L 48, 35.Ia, Ib en Ic; Lu 2, 35.Ib en Ic; A 18, 11b en 11c; BN 2, 4; monogr.]
I-11
|