30810 |
ambacht van schoenmaker |
schoenmakersstiel:
schoenmakersstiel (K278p Lommel)
|
[N 60, 221a]
II-10
|
19740 |
ameublement |
salonnetje:
saloͅnəʔən (K278p Lommel)
|
salonameublement
III-2-1
|
18611 |
andere nachtkleding: nachtbroek |
nachtbroek:
Alleen broek zonder jasje.
naxtbruk (K278p Lommel)
|
nachtkleding: inventarisatie overige soorten; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20656 |
andijvie |
andijvie:
andeͅivi (K278p Lommel),
andijvie (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
andijviej (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
andu̯`.ivi (K278p Lommel)
|
[DC 69 (1994)] [Goossens 1b (1960)] [ZND 01 (1922)] [ZND 32 (1939)]
I-7
|
28580 |
angel |
angel:
angel (K278p Lommel),
aŋǝl (K278p Lommel)
|
Het verdedigingsmiddel van de bij dat zich aan het achterlijf bevindt. Het is een scherp, hol spiesje, van weerhaakjes voorzien en verbonden met een gifblaasje. Hiermee steken moer en werkbij. De dar mist dit wapen. [N 63, 73a; L 32, 26; JG 1a+1b; monogr.]
II-6
|
24403 |
angel van bij of wesp |
angel:
angel (K278p Lommel),
anghel (K278p Lommel)
|
angel [Willems (1885)] || angel, van bij of wesp [ZND 32 (1939)]
III-4-2
|
23259 |
angelusklok |
angelus:
den angelus luijt (K278p Lommel),
engel des heren:
den engel des heeren luijt (K278p Lommel)
|
De angelusklok luidt. [ZND 32 (1939)]
III-3-3
|
33621 |
anjelier |
genoffel:
zjenoffels (K278p Lommel),
ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007
žənoͅffəl (K278p Lommel)
|
Anjelier, Fr. oeillet, Lat. Dianthus [ZND 15 (1930)]
I-7
|
19819 |
anjer, anjelier (dianthus caryophyllus l.) |
genoffel:
žənoͅfəl (K278p Lommel),
-
zanofəl (K278p Lommel),
zənofəl (K278p Lommel)
|
anjelier || tuinanjer
III-2-1
|
21251 |
anker |
anker:
aŋʔǝr (K278p Lommel)
|
Stuk ijzer dat wordt gebruikt om muren, vloeren, gordingen etc. met elkaar te verbinden. Het is gewoonlijk samengesteld uit een schieter en een veer. De schieter vormt het metalen onderdeel aan de buitenzijde van de muur en bestaat uit een metalen staaf die in het midden een nok heeft. De veer brengt de verbinding tussen schieter en muur of vloer tot stand. Schieter en veer kunnen met behulp van één of meer spieën aan elkaar worden bevestigd. Zie ook afb. 72. De woordtypen 'strijkanker', 'trekanker' en 'strekanker' worden specifiek gebruikt voor een anker waarvan de veer in de dwarsrichting over twee of drie balken ligt. Het dient om muren te verankeren die evenwijdig lopen met de balklaag. [N 31, 38; N 4A, 51b; N 54, 123b; N 54, 124a; N 54, 126; monogr.]
II-9
|