24513 |
kiem |
scheut:
sxø̄t (K278p Lommel)
|
scheut
III-4-3
|
33163 |
kiemen, schieten, botten van pootaardappelen |
schieten:
sxii̯tǝn (K278p Lommel)
|
J. Goossens heeft in zijn enquêtes twee begrippen afgevraagd: "kiemen" (algemeen van een zaadje) en "botten" (gezegd van een pootaardappel, wanneer deze in de kiembak ligt); afgezien van een klein fonetisch detail zijn er géén afwijkingen tussen beide lijsten van antwoorden, behoudens in P 187, waar "botten" jongen (wellicht schertsend?) is; in Q 3, 5, 9 en 187a waar voor de aardappel botten wordt gegeven (wellicht invloed van de cultuurtaal) en in Q 156 waar voor de aardappels ze zijn gehikt werd opgegeven. De opgaven van beide lijsten zijn derhalve in dit lemma samengenomen. Kienen moet begrepen worden als een contaminatie van kiemen (voor de klinker) en kijnen (voor de slotmedeklinker). Zie ook de toelichting bij het voorgaande lemma Scheut. [N M, 16b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; add. uit S 17]
I-5
|
22399 |
kien! |
kiem:
kiem (K278p Lommel, ...
K278p Lommel)
|
Er bestaat een gezelschapsspel, waarbij iedere speler kaarten krijgt met rijen nummers op; ronde blokjes met cijfers op worden uit een zak gehaald, afgeroepen en dan op de kaarten geplaatst. Wat roept de speler die een rijtje cijfers bezet heeft? [ZND 37 (1941)]
III-3-2
|
22398 |
kienen |
kiemen:
kiemen (K278p Lommel, ...
K278p Lommel)
|
Er bestaat een gezelschapsspel, waarbij iedere speler kaarten krijgt met rijen nummers op; ronde blokjes met cijfers op worden uit een zak gehaald, afgeroepen en dan op de kaarten geplaatst. Hoe heet dit spel? [ZND 37 (1941)]
III-3-2
|
17764 |
kies |
baktand:
baktaan (K278p Lommel),
dobbele tand:
nen dobbelen tand (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
nen dobelen tand (K278p Lommel, ...
K278p Lommel)
|
een dikke tand; indien er twee verschillende woorden bestaan, de beide woorden opgeven voor: een dikke tand geheel achter in de mond [ZND 29 (1938)] || een dikke tand; indien er twee verschillende woorden bestaan, de beide woorden opgeven voor: een gewone dikke tand [ZND 29 (1938)]
III-1-1
|
20498 |
kieskauwer |
pikker:
Verklw. pe¿\\rk\\s pikker
peʔər (K278p Lommel),
vies varken:
verzamelfiche ook mat. van ZND 1(a-m)
vies verreke (K278p Lommel),
viesbek:
verzamelfiche ook mat. van ZND 1(a-m)
viesbek (K278p Lommel),
viesneus:
verzamelfiche ook mat. van ZND 1(a-m)
viesneus (K278p Lommel),
vieze, een -:
verzamelfiche ook mat. van ZND 1(a-m)
viezen (K278p Lommel)
|
kieskeurig [ZND 27 (1938)] || persoon die weinig eet; kieskeurige eter
III-2-3
|
20571 |
kieskauwerig |
viesgevallen:
verzamelfiche ook mat. van ZND 1(a-m)
vies gevallen (K278p Lommel)
|
kieskeurig [ZND 27 (1938)]
III-2-3
|
24416 |
kieuwen |
kieuwen:
ook in ZND 01, a-m; daar alles opgenomen
kieuwe (K278p Lommel),
ook in ZND 27, 084
kieuwe (K278p Lommel)
|
kieuwen ve vis [ZND 01 (1922)], [ZND 27 (1938)]
III-4-2
|
24184 |
kievit |
kievit:
kivit (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
Frings, omgesp.
kiwit (K278p Lommel)
|
kievit || kievit (31 ronde vleugels; kuifje; bekend van de eierenraperij [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18893 |
kiezen |
kiezen:
kĭĕzən (K278p Lommel)
|
kiezen
III-1-4
|