33063 |
kop van de schoof |
kop:
kǫp (K278p Lommel)
|
De bovenkant van de schoof, daar waar zich de aren bevinden. Zie afbeelding 7. [N 15, 21b; JG 1b]
I-4
|
25412 |
kop verwijderen |
kop afsteken:
kǫp afstɛʔǝ (K278p Lommel)
|
Nadat de kop afgehuid is, wordt hij van het lijf gesneden of gehakt. [N 28, 44; monogr.]
II-1
|
33137 |
kopdorser |
hekel:
heʔǝl (K278p Lommel),
kopdorser:
kǫp˱dǫsǝr (K278p Lommel),
pin:
pen (K278p Lommel)
|
Bij deze vroege gemotoriseerde dorsmachine werden de schoven met de aren (de kop van de schoof) naar voren in de machine geschoven. Het eigenlijke dorsen gebeurde in een trommel met ijzeren pinnen of tanden die doet denken aan een hekel. Zie afbeelding 12. [N 14, 6a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
21644 |
kopergeld |
kopergeld:
ps. omgespeld volgens Frings.
kōpərgɛlt (K278p Lommel)
|
koperen of bronzen geldstukken [rode loop?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
24193 |
koperwiek |
koperwiek:
kopərwik (K278p Lommel)
|
koperwiek (21 lijkt op zanglijster [019], maar met rossige plek op zij en vleugel; alleen op trek en s winters, meestal in grote troepen; roep schril [srieieieie]; zachte zang [N 09 (1961)]
III-4-1
|
19582 |
kopje |
jatte (fr.):
žat (K278p Lommel)
|
kopje, kop
III-2-1
|
22740 |
kopjeduikelen |
kopjekraai schieten:
køͅp`əkrāēj sxitə (K278p Lommel),
koppekraai schieten:
Alleen in verbinding met ww. van beweging als gaan, schieten, springen, vliegen.
koͅpəkräi schieten (K278p Lommel)
|
duikelen, voorover vallen [stulpe, stölpe] [N 10 (1961)] || Koppekraai: Kopjebuitelen, kopjeduikelen.
III-3-2
|
33987 |
kopnet |
kopkleed:
kǫpklēi̯t (K278p Lommel)
|
Vliegennet dat alleen over het hoofd van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83a]
I-10
|
20368 |
koppelen |
vastmaken:
vastmaken (K278p Lommel)
|
Het met een touwtje aan elkaar binden van een paar schoenen. [N 60, 222d]
II-10
|
30142 |
koppenlaag |
kopse laag:
kǫpsǝ lāx (K278p Lommel)
|
Laag in hun breedterichting liggende bakstenen. Zie ook afb. 38 en 41. [N 31, 23b; monogr.]
II-9
|