24201 |
kwartel |
kwakkel:
kwakkel (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
kwakker:
kwakker (K278p Lommel),
kwartel:
kwaʔel (K278p Lommel),
kwaʔəl (K278p Lommel),
kwa’’el (K278p Lommel),
a zeer kort
kwa-el (K278p Lommel),
Frings, omgesp.
kwaʔəl (K278p Lommel)
|
kwartel [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] || kwartel (18 kleine uitgave van patrijs [098], wat anders gekleurd en nu veel zeldzamer; zomervogel; vroeger erg geliefd vanwege de roep [kwik, wik-wik] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24202 |
kwartelkoning |
kwartelkoning:
kwartəlkøneŋ (K278p Lommel)
|
kwartelkoning (27 ook alleen te horen; s zomers; in grote weiland; tegen de avond en s nachts; zeldzaam; roep [rrerrrp, rrerrrp] of er over een kam wordt gestreken [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21419 |
kwartje |
kwartje:
ps. omgespeld volgens Frings.
kwajə (K278p Lommel)
|
kwartje, een ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
32254 |
kwast, noest |
knoest:
knust (K278p Lommel)
|
Een onregelmatigheid in de houtstructuur van een boom. Kwasten ontstaan op plaatsen waar zich een tak bevindt of heeft bevonden. Zie ook afb. 204. Vgl. voor het woordtype aast ook het Hgd. Ast. [N E, 1; N 50, 76f; N 75, 97a-b; monogr.]
II-12
|
18244 |
kwastje aan een halsketting |
belletje:
belletjes (K278p Lommel)
|
Gouden kwastjes aan een halsketting [trosjes] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
24880 |
kweek |
hondsribben:
hontsrøbǝ (K278p Lommel),
pessemen:
pęsǝmǝ (K278p Lommel),
puin:
pɛ̄n (K278p Lommel),
puinen:
pɛ:nən (K278p Lommel),
pɛnən (K278p Lommel),
pɛ̄nǝn (K278p Lommel)
|
Elymus repens (L.) Gould Zeer algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op gras- en bouwland en op akkerranden, dat er grasachtig uitziet met een rechtopstaande aar en donker- tot grijsgroen blad. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 30 tot 120 cm. Het is een lastig kruipend onkruid met veel onderaardse wortelstokken, die wel als veevoeder gebruikt worden. De boer verwijdert het met de eg uit de akker. Deze plant is ook wel bekend onder de oude naam kweekgras of tarwegras (Triticum repens L.). Zie in verband met de vele puin-opgaven de speciale bibliografie onder Goossens 1985; 1987 en 1988, 109-126. [N 11, 71; JG 1a, 1b, 2c; A 27, 24b; A 28, 10; A 29, 6 en 9; A 33, 17; L 34, 52; L 48, 18; Lu 2, 18; Lu 4, 9; S 20; monogr.; add. uit N 11, 70, 72, 80a en 88] || kweekgras || kweekgras (Agropyrum repens) [Lk 04 (1953)]
I-5, III-4-3
|
33552 |
kweepeer |
kweekpeer:
kweekpeer (K278p Lommel),
kwikpe (K278p Lommel),
wringer:
vringers (K278p Lommel)
|
[ZND 29 (1938)]
I-7
|
19105 |
kwezel |
deesje:
’n deezeke (K278p Lommel),
kwezel:
wan kwezel (K278p Lommel),
wa’n kwezel (K278p Lommel)
|
Wat een kwezel! [ZND 29 (1938)]
III-3-3
|
17692 |
kwijl |
zever:
zever uit zijn bakkes lopen (K278p Lommel)
|
Kwijl: uit de mond lopend speeksel (zever, kwijl). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
19980 |
kwispelstaarten |
kwispelen:
kwispelen (K278p Lommel),
mee zijn staart slagen:
mee zênne stet sloage (K278p Lommel)
|
kwispelstaarten [ZND 29 (1938)]
III-2-1
|