18164 |
lancet |
lancet:
lancet (K278p Lommel)
|
Lancet: plat mesje met fijne punt en zeer scherpe snede, in de chirurgie gebruikt (vlim, lancet, scherp mesje). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
21578 |
land |
land:
laand (K278p Lommel),
land (K278p Lommel)
|
land [ZND 29 (1938)]
III-3-1
|
33640 |
landerijen |
boerderij:
boerderij (K278p Lommel),
geleg:
gǝlēx (K278p Lommel)
|
Het geheel van bebouwde akkers, weilanden en velden, behorend bij een boerderij. [N 6, 33a; N 5A, 76d; A 10, 3; A 11, 4; A 20, 1b; JG 1b, 1d; L 37, 11a; L 38, 23; L 44, 27; Vld.; monogr.]
I-8
|
23151 |
landjeveroveren |
land kappen:
landkappen (met mes) (K278p Lommel)
|
Lievelingsspel 2. [SND (2006)]
III-3-2
|
32822 |
landrol |
rol:
rǫl (K278p Lommel),
wel:
wɛl (K278p Lommel)
|
De vroeger houten, later ijzeren rol om aard-kluiten van geploegd land te breken, de akker vlak te maken, het zaad in de aarde vast te drukken, enz. Zie afb. 81 en 82. [JG 1a + 1b; N 11, 86; N 11A, 183 + 185; N J, 10 add.; N P, 20 add.; A 40, 9; monogr.]
I-2
|
20317 |
lang leven |
lang leven:
znd 30, 15;
laank lèven (K278p Lommel),
lang leven (K278p Lommel),
lank lèven (K278p Lommel),
oud worden:
znd 30, 15;
ouwd wenne (K278p Lommel)
|
lang leven [ZND 30 (1939)]
III-2-2
|
33787 |
lang ruw haar rond buik en uier |
duivelshaar:
dyvǝlshǫu̯ǝr (K278p Lommel),
dȳvǝlshār (K278p Lommel),
ruwe zak:
rǫu̯zak (K278p Lommel)
|
Eerste haar dat een veulen verliest. [N 8, 23]
I-9
|
18329 |
lang schortlint |
binder:
binders
benders (K278p Lommel)
|
linten, lange ~ of banden waarmee een voorschoot om het middel wordt geknoopt [binders] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
33838 |
langbenig paard |
klippel:
klepǝl (K278p Lommel)
|
[N 8, 20 en 62i]
I-9
|
29987 |
lange bouwladder |
leider:
lɛ̄jǝr (K278p Lommel)
|
Ladder waarmee de eerste of tweede verdieping van een steiger bereikt kan worden. In het eerste geval is de ladder doorgaans 4 m lang, wanneer de ladder tot de tweede verdieping reikt, 7 tot 8 m. Bouwladders onderscheiden zich van andere ladders doordat zij meestal van rond steigerhout vervaardigd zijn. De sporten van een bouwladder zijn in het rondhout ingekeept en met draadnagels vastgezet. [N 32, 9a; monogr.]
II-9
|