33273 |
lijnzaad, vlaszaad |
lijzendzaad:
lęi̯sǝtzāt (K278p Lommel)
|
Linum usitatissimum L. Lijnzaad is de gebruikelijke naam voor het zaad van de vlasplant en, in verband met de olieproduktie, ook voor het gewas. Zie paragraaf 4.2 en in het bijzonder het lemma Vlas. Uit de gerepelde en gedorste zaadbollen wordt olie geslagen, de lijnolie; de overblijvende pulp is een gezocht veevoer. De vormen die hier zijn samengebracht onder de typen lijzend en lijzens zijn te beschouwen als varianten van lijzaad, met een bijzondere verzwaring van het eerste lid. Ze zijn als afzonderlijke typen behandeld vanwege de samenstellingen in dit lemma en in de volgende lemmaɛs. [S 22; Wi 18; monogr.; add. uit JG 1b; L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31]
I-5
|
21098 |
lijnzaadmeel |
lijnmeel:
lęi̯nmɛǝl (K278p Lommel),
lijzendmeel:
lęi̯zǝntmɛ̄l (K278p Lommel)
|
De gedroogde pulp die overblijft na het slaan van de olie uit het lijnzaad. Het meel wordt als veevoeder gebruikt. Indien in samenstellingen met lijnzaad- dit woorddeel onverkort is gebleven en gelijk aan de opgave voor lijnzaad in dat lemma, dan is hier naar de variant van het lemma Lijnzaad, Vlaszaad verwezen. Voor de typen lijzend en lijzens naast lijzaad zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31]
I-5
|
33275 |
lijnzaadpap |
lijnpap:
lijnpap (K278p Lommel)
|
De "pap", ofwel het vloeibare veevoer dat van lijnzaadmeel wordt gemaakt. De zegsman uit Maastricht merkt op dat de pap ook medicinale kracht heeft en gebruikt wordt om op een wond te leggen. Indien in samenstellingen met lijnzaad- dit woorddeel onverkort is gebleven en gelijk aan de opgave voor lijnzaad in dat lemma, dan is hier naar de variant van het lemma Lijnzaad, Vlaszaad verwezen. Voor de typen lijzend en lijzens naast lijzaad zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [RND 31; monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59]
I-5
|
24567 |
lijsterbes |
lijsterbes:
lijsterbes (K278p Lommel),
vlierknop:
flierknoppen (K278p Lommel)
|
lijsterbes (Sobus aucuparia) [Lk 04 (1953)]
III-4-3
|
20492 |
likken |
opblinken:
opblinken (K278p Lommel)
|
Het leer gladmaken met behulp van polijstinstrumenten of met een glad stuk hout met kracht over de bevochtigde zool wrijven. [N 60, 122a; N 60, 122b]
II-10
|
31071 |
likker |
likker:
likker (K278p Lommel)
|
Het polijstinstrument in het algemeen. Volgens de informant van Q 235 duidt de benaming bout om het even welk werktuig aan met een gladde kop waarmee men met kracht over het leer wrijft. [N 60, 135a]
II-10
|
31079 |
liksel |
uitwrijver:
uitwrijver (K278p Lommel)
|
De afgeschaafde kant van de schoen die men met een polijstinstrument gladwrijft. [N 60, 139]
II-10
|
20725 |
limburgse kaas |
stinkende kaas:
Syst. Grootaers
stenkədə kɛ̄s (K278p Lommel)
|
Limburgse kaas, Hervese kaas (stinkkaas, rommedoe?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33676 |
limburgse klei |
leem:
lējǝm (K278p Lommel)
|
Vraag N 27, 42 vroeg naar benamingen voor löss of ø̄Limburgse kleiø̄ en vraag N 27, 45 naar die voor de ø̄bruine, taaie, Limburgse klei, vooral langs hellingenø̄. Op grond van de antwoorden zijn deze vragen tot √©√©n lemma versmolten. Van Dale (elfde druk, blz. 1610) definieert löss als volgt: ø̄vruchtbare, weinig plastische leemsoort, licht vuilgeel of roodgeel van kleur, in Nederland ook wel Limburgse klei genoemdø̄. [N 27, 42; N 27, 45; N 27, 33]
I-8
|
20904 |
limonade |
limonade:
lemənat (K278p Lommel)
|
limonade
III-2-3
|